Parijs-Roubaix blijft op elk gebied een uitzonderlijke wedstrijd.
Een hallucinante tocht waarin het ploegbelang geen enkele rol speelt.
Al sinds 1977 begint Parijs-Roubaix in Compiègne, op tachtig kilometer van de Franse hoofdstad. Niemand in deze stad ligt wakker van deze koers. Dat zal ook zondag weer zo zijn: de straten liggen er verlaten bij, het is de doodse stilte die bij een zondag hoort. Alleen op het plein voor een indrukwekkend mooi kasteel is dat anders. Daar verzamelt de wielerkaravaan in een decor dat eigenlijk past bij de grandeur van een klassieker die zijn prehistorisch karakter koestert. In het kasteel zijn namelijk oude fietsen te bezichtigen.
Geen klassieker die zo’n apart karakter heeft als Parijs-Roubaix. Vanaf het moment dat de start is gegeven, daalt er in de eerste twee uur een opmerkelijke rust op het peloton neer. Geen door stress bevangen politieagenten die volgers opjagen als een kudde vee, geen schellende stemmen in de wedstrijdradio, geen panische angst voor gesloten overwegen of andere obstakels, maar een tocht door de egale Franse vlakte. Pas als de eerste kasseien komen, net na het onooglijk dorpje Troisvilles, kan de calvarietocht beginnen. Dan liggen de eeuwige slagvelden te wachten.
ZWARTE MAGIE
Parijs-Roubaix wordt vervloekt en verguisd, aanbeden en verheerlijkt. Renners zwoegen over schots en scheef liggende stenen, in het stof of in de regen, ze ontwijken diepe putten, lijden onder de voortdurende trillingen van het lichaam, ze hebben dagen nodig om te herstellen van de spierpijn die deze moordende uitputtingsslag nalaat. De helletocht is geluk en rampspoed, dolle vreugde en dodelijke depressiviteit. Ook al maken de huidige fietsen en banden het iets gemakkelijker
Overal in de dorpen waar de renners tussen de kasseistroken passeren is het feest. Hier en daar is er een fanfare uitgerukt. Alsof de mensen in dit anders verlaten gebied maar één keer per jaar iets beleven. Anders lijken het wel oorden van tristesse. Er staan veel ouderen op straat.
Na een opeenvolging van kasseistroken doemt het gevreesde Bos van Wallers op. Normaal blijft dit 364 dagen per jaar gesloten. Het is er dan duister en verlaten. Een plek voor zwarte magiërs en rituele moorden. Maar op die dag gaan de slagbomen open en dringt de waanzin het bos binnen. Dan wordt er gewrongen en getrokken, dan woedt er een kleine oorlog om de juiste positie te kiezen. De 2400 meter lange strook belichaamt Parijs-Roubaix: het is en blijft een relict uit oude tijden, een laatste overblijfsel uit een heroïsch verleden. Het is zoals de voormalige Tourbaas Jacques Goddet het ooit verwoordde: ‘Parijs-Roubaix is de laatste schakel met de traditie waaraan de wielersport haar grootheid dankt’.
STUURVAARDIG
Nogal wat renners weigeren om in Parijs-Roubaix te starten. Ze hebben schrik om te vallen. Nochtans beweert de viervoudige winnaar Roger De Vlaeminck dat er voor deze wedstrijd geen echte specialisten bestaan. Het komt er gewoon op aan stuurvaardig te zijn en geconcentreerd te blijven om de putten zoveel mogelijk te ontwijken. De Vlaeminck bereidde de wedstrijd op een zeer ongewone manier voor. Tegen zijn gewoonte in keek hij hoe de mecaniciens zijn fiets in elkaar staken. Vervolgens blonk hij de fiets zelf op en nam hem mee naar zijn hotelkamer. Dan zat hij de hele avond tegen zijn fiets te praten. En hij besteedde heel veel aandacht aan de tubes en gebruikte voor deze koers exemplaren die al een jaar of vier bij hem thuis lagen. In een droge ruimte, lichtjes opgepompt, waardoor ze zo sterk waren dat ze ook de kasseien trotseerden. De Vlaeminck startte dertien keer in Parijs-Roubaix en reed precies drie keer lek. In de herfst van zijn carrière, toen de twijfels enigszins begon te knagen.
UITDAGINGEN
Het eerlijke aan Parijs-Roubaix is dat de beste vrijwel altijd wint. Pech op een ongelukkig moment is eigenlijk de enige vijand. Maar dat heb je zelf in de hand. Wie goed rijdt, ontwijkt de putten. Ook de erbarmelijkste putten die trouwens minder gevaarlijk zijn dan de goede stroken waarin de renners vaak naast elkaar rijden.
In Parijs-Roubaix hoef je niet te demarreren. De selectie gebeurt op een natuurlijke manier. Dat is op het lijf geschreven van zowel Mathieu van der Poel als Tadej Pogacar, die voor het eerst als prof deelneemt nadat hij de helletocht wel al twee keer als junior reed. Een goeie Van der Poel zal op dit parcours zelfs door de wereldkampioen moeilijk te lossen zijn. Hij koerst met dezelfde ingesteldheid als de Sloveen: beiden willen voortdurend worden uitgedaagd. Ook dat tilt dit wielervoorjaar naar een hoog niveau. Met voor hen zeer welomlijnde doelen. Van der Poel zal zelfs aan het wereldkampioenschap op de weg verzaken. Hij wil dan de focus leggen op het WK mountainbike dat op 14 september in het Zwitserse Wallis wordt gereden. Dat ontbreekt nog op zijn palmares. Zoals Parijs-Roubaix nog niet op de erelijst van Pogacar staat.