donderdag, september 19

Over het vergroten van de druk bij de strafschopnemer

Pinterest LinkedIn Tumblr +

In de strafschoppenseries van de jaren zeventig en begin jaren tachtig waren keepers braaf, gehoorzaam en onbeweeglijk. Voorafgaand aan een strafschop liep de keeper naar zijn doel in en nam positie in op de doellijn, zonder extra poespas. De typische positie van de keeper tijdens de aanloop van de strafschopnemer was stilstaan op de doellijn, met zijn voeten dicht bij elkaar, het lichaam – armen en benen – licht naar voren en naar beneden gebogen en met zijn handen voor zich uit. Eén man lijkt dat allemaal te hebben veranderd: Bruce Grobbelaar van FC Liverpool, in de strafschoppenserie van de Europacupfinale van 1984 tegen AS Roma. Het was voor de vierde strafschop dat Grobbelaar de actie uitvoerde waardoor hij beroemd zou worden. Grobbelaar liep nonchalant richting de doellijn alsof hij dronken was, heen en weer wiegend. Op de doellijn maakte hij een reeks buigingen en schokte met zijn lichaam, een wiebelige dansroutine compleet met komisch knikkende knieën. We kunnen wel stellen dat geen enkele professionele keeper zich ooit op zo’n manier had voorbereid om een strafschop te stoppen in een belangrijke finale.

Waarom is het afleidingsgedrag van keepers vooral de laatste tijd zo toegenomen? Het zou kunnen weerspiegelen dat het spel steeds professioneler en competitiever is geworden, waarbij spelers steeds vaker bereid zijn om alles te doen wat nodig is om voordeel te behalen. Het zou ook kunnen wijzen op een toenemend geloof dat het effectief is.

Het blijkt dat visuele afleidingsgedragingen door de keeper geen ondubbelzinnige invloed hebben op de prestatie van de strafschopnemer. Soms werken ze, andere keren niet, wat waarschijnlijk afhankelijk is van veel variabelen: het gedrag op zichzelf, de mate ervan, de timing, de keeper die afleidt (sommigen voeren het overtuigender uit dan anderen) en natuurlijk de strafschopnemer tot wie het gedrag gericht is. Sommige spelers zijn vatbaarder voor visuele afleiding dan andere. Sommige spelers kunnen juist baat hebben bij een beetje afleiding, met name degenen die geneigd zijn tot overdenken.

Spelregeltechnisch duikt natuurlijk meteen de vraag op of het gedrag van Grobbelaar door de beugel kon. Was dat geen onsportief gedrag? De scheidsrechter had hem bij zich kunnen roepen en vermanen dat hij zich verder koest moest houden om een waarschuwing (gele kaart) te voorkomen. Maar waarschijnlijk was ook de scheidsrechter toen te verbouwereerd om te reageren, als hij dat al ooit van plan was geweest. Met zijn komisch toneelstukje had Grobbelaar de lachers op zijn hand…

In de afgelopen jaren is er een toename geweest van verdedigende teams die van de gelegenheid gebruikmaken die hun wordt geboden door de chaos na een strafschopbeslissing en/of VAR-beoordelingen, om als het ware hun best te doen om de penaltystip te herschikken met hun schoenen. Dat is natuurlijk een functionele methode, omdat schieten vanaf een beschadigde strafschopstip moeilijker is dan vanaf een smetteloze.  Maar het kan ook een psychologisch ontwrichtende methode zijn. Zelfs als de fysieke schade aan de stip minimaal is en de schoen slechts langs of in de buurt van de stip strijkt, kan de strafschopnemer zich tot op zekere hoogte indirect mentaal gekwetst voelen. Want de dader heeft letterlijk het territoir van het slachtoffer aangetast.

Het is mij nog nooit opgevallen dat dit daadwerkelijk gebeurt, maar Jordet noemt pogingen bij strafschoppen in de WK-finale 2022 (Argentijnse spelers tegen Mbappé) en uit wedstrijden in de Premier League. Het brengt mij in herinnering hoe Willem van Hanegem weleens kluitjes aarde naar de bal op de stip gooide om de strafschopnemer in de war te brengen. De penaltystip bevindt zich binnen het domein van de vijandelijke keeper, maar de stip is van de strafschopnemer, want van daaraf moet hij schieten, daar legt hij de bal op. Zijn ‘eigenaarschap’ van de stip wordt ondermijnd.

Sommige keepers nemen een positie in bij de strafschopstip om de strafschopnemer te confronteren, terwijl die probeert de bal neer te leggen. De Nederlandse doelman Hans van Breukelen was een van de pioniers van deze methode. Dat deed hij met name tijdens de EK-finale van 1988 tegen de Sovjet-Unie met succes: hij wist de penalty van Igor Belanov te stoppen. Van Breukelen wisselde een woordje met Belanov bij de stip, terwijl hij naar zijn eigen oog wees.

Van Breukelen was een fanatieke keeper die alles in de strijd wierp om te winnen. Intimidatie – verbaal en non-verbaal –  was hem niet vreemd om zijn doel te bereiken. Maar trok hij niet een ooglid omlaag tegenover Belanov?

Wanneer een keeper de bal vastpakt vlak voor een strafschop van de tegenpartij, pakt hij  mogelijk ook enige controle over de strafschopnemer en zijn concentratie. Hij kan die controle gebruiken om te vertragen, domineren of frustreren. Vervolgens heeft de keeper natuurlijk de keuze hoe hij uiteindelijk de bal loslaat en afstaat.

Net als de stip is de bal bij de strafschop van de strafschopnemer. Alleen daarmee kan hij op doel schieten. De keeper die de bal vastpakt schendt het ‘eigenaarschap’ van de strafschopnemer. 

Bron: Geir Jordet, ‘Hoogspanning – Lessen uit de psychologie van de strafschop’, 2024, blz.119 e.v.

Rob Siekmann

Share.

About Author

Regelmatig publiceren we artikels van eenmalige gastschrijvers. Ook zin om een artikeltje te plegen? Neem contact op met info@dewitteduivel.com en bezorg ons jouw tekst.

Leave A Reply