Op woensdag 7 augustus 2024 speelt Union in Praag de heenwedstrijd van de kwalificatieronde van de Champions League. In de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw was Praag het voetbalbolwerk van Europa en bevond Slavia zich in de internationale top vijf.
Hieronder plaats ik een verhaal uit mijn boek ‘Wereldvoetbalzomers van België 1920 tot Brazilië 1970’.
‘Zonder enige twijfel speelde de nationale voetbalploeg van het nieuwe land Tsjecho-Slowakije het beste voetbal ter wereld in de periode 1919-1920. Met zeven opeenvolgende overwinningen in twee grote toernooien en doelgemiddelde van 33-8. Dan volgde de finale van de Olympische Spelen in België. Onder impuls van de eerste president Tomáš Masaryk – christen en humanist – zakten voetbalvernieuwers af naar de Gouden Stad.
Bij de stichting van de zelfstandige democratische Republiek Tsjecho-Slowakije in december 1918 – op de puinen van de Eerste Wereldoorlog – werd de gedoodverfde leider van de nieuwe natie, Tomáš Masaryk, triomfantelijk ingehaald na vier jaar ballingschap. Masaryk lachte minzaam, zoals steeds. Hij vreesde voor de broze onderbouw van de veelvolkerenstaat. Hij broedde op een plan dat de bevolking gemoedsrust gaf en de mensen bij elkaar bracht: hij dacht aan een sterk nationaal elftal. Sinds het einde van de negentiende eeuw lagen in zijn geliefde Gouden Stad – Zlata Praha – toch de wortels van het continentale Europese spel verscholen? Hij herinnerde zich het Praag van die tijd als een kosmopolitisch centrum van zowel hervormingsgezinde acties voor democratie en zelfbestuur als voor sportieve activiteiten. Omschreef Goethe Praag niet als de ‘schoonste edelsteen in de kroon van de wereld’? Het beroemde tolerantieprincipe lokte mensen uit alle delen van Europa, waaronder veel kunstenaars, dichters en denkers. Ook sportvernieuwers. Dat laatste beweert de Duitse voetbalhistoricus Hardy Grüne in zijn Enzyklopädie der europäischen Fußballvereine (2000).
Via het voetbal kon president Masaryk zijn hoogstaande politieke ethiek verbinden met de immer relaxerende Praagse mentaliteit. Op de Olympische Spelen van 1920 in Antwerpen gold de nieuwe natie meteen als grote favoriet.
Tsjecho-Slowakije had zich in juni 1919 voor het eerst aan Europa getoond met vier overwinningen tijdens de in Parijs georganiseerde Pershing Games: België (4-1), de Verenigde Staten (8-2) en Canada (3-2) tijdens de groepsfase. In de finale nam men voor 30.000 kijkers de maat van Frankrijk (3-2). Tijdens de Spelen stoomde het elftal op een indrukwekkende wijze door naar de finale: 7-0 tegen Joegoslavië, 4-0 tegen Noorwegen, 4-1 tegen Frankrijk. Dan koos de scheidsrechter partij voor het thuisland België, althans in de ogen van de Tsjecho-Slowaken die op de negenendertigste minuut bij een 2-0-achterstand balorig het veld verlieten en niet meer terugkeerden. Meer dan 40.000 fanatieke Belgische supporters vierden de zege. Voor de wedstrijd pookte de Belgische boulevardpers de hetze op. Volgens de Duitse Oost-Europadeskundige Karsten Kemminer werden de Tsjechen ten onrechte als medeaanstoker van de Eerste Wereldoorlog opgevoerd: ‘Sie sorgten damit für eine unnötig aufgeheizte Stimmung unter Teilen der belgischen Zuschauer.’ (Überall is der Ball rund – Zur Geschichte und Gegenwart des Baseballs in Ost- und Südosteuropa, 2006)
Masaryk voelde de ontwakende vlam bij het Praagse publiek. Hij bestreed de vooroordelen van de intellectuelen. Sommige internationalen studeerden nog en namen uit vrees voor voetbalhatende universiteitsprofessoren een andere identiteit aan. Aanvoerder Karl Pesek tekende op de Spelen onder het pseudoniem Karl Kada – op dat moment internationaal bekend – het scheidsrechtersblad.
President Masaryk liet puin ruimen en zette de met elkaar kibbelende Tsjechische, Duitse, Poolse, Hongaarse, Slowaakse en joodse voetbalbonden in 1922 onder hetzelfde dak van een nationale structuur: Ceskoslovenska Asociace Fotbolova (CAF). Hij doorbrak de etnische scheidslijnen via het voetbal, dat het jonge land zijn noodzakelijke gemeenschappelijke identiteit verleende.
Hij verzamelde vooruitstrevende sportdenkers die de invoering van beroepsclubs in 1925 realiseerden en het Europese balspel verluchtten. Het gaf de nieuwe natie vleugels. Uit alle delen van het Avondland stroomden toppers toe.
Slavia en Sparta Praag ontwikkelden zich tussen 1927 en 1938 tot beste clubelftallen van het vasteland. Studenten en intelligentsia vielen volgens Omar Gisler in Top Clubs. Die Größten Vereine der Welt (2003) voor de liberale lokroep van Slavia. Sparta bevond zich meer in sociaaldemocratisch vaarwater en had een arbeiderspubliek. Het was de populairste club en overtuigde met regelmaat 40.000 fans.
De van Celtic Glasgow afkomstige Schot John Madden eiste een hoofdrol op in de ontwikkelingen. Hij coachte het met de gelijknamige literatuur- en spraakvereniging verwante Slavia tussen 1905 en 1942 en stond ook aan het hoofd van het nationale team op de beruchte Spelen van 1920.
De eeuwig pijprokende kleine Schot – tot in de kleedkamer toe – richtte de rug voor de revolutie op het veld en tekende de identiteit van Slavia uit. In het essay Fussball in der Tschechischen Republik (2002) beschreven Karlheinz Mrazek en Frantisek Steiner hoe Madden zijn spelers leerde dribbelen tussen stoelen, op zoek naar de kleinst mogelijke ruimte. Hij bracht ook sprints en duurlopen aan. Twee keer per week oefende hij schijnbewegingen zonder bal. Daarnaast volgde hij de nieuwste technieken van de medische begeleiding en gezonde voeding en spoorde zijn spelers aan tot kaas en melk in plaats van de overdoses van het populaire Praagse vette vlees. Hij ventileerde vooral de ‘Ceska Ulicka’ naar de groene rechthoek. Ceska Ulicka is het steegjesvoetbal dat de korte combinatie liefheeft. De dribbel om de dribbel, de snelle passeerkunst, die de hang naar goals in de schaduw stelt. Madden verbond het subtiele Ceska Ulicka met het meer gestroomlijnde Schotse passing game en zag hoe het nationale elftal zijn vondst incarneerde.
In Pays du Foot. Une passion et des styles (1998) bakent Astolfo Cagnacci de kenmerken van de Donauvoetbalschool (Les Perles du Danube: Autriche, Hongrie, Tchécoslovaquie) én van het typische Tsjecho-Slowaakse karakter af: ‘Le Danube a connu une civilisation millénaire. Sur ses rives, a prospéré un football nourri de cette richesse, avec une contribution écossaise. L’héritage écossais, l’autre aspect artistique du football britannique, a été intégré dans le brassage des peuples de l’Empire. En Tchécoslovaquie, on y retrouve la même culture de base, la pureté de style, la science et l’intelligence dans ces manoeuvres.’
Pragers relativeerden destijds zichzelf kapot in hun voortdurende strijd voor vrije meningsuiting, individualisme en absurde humor. Ze deden dat in de vele kroegen van de oude binnenstad. In één daarvan, het literaire café Slavia, ontsnapte aan het begin van de twintigste eeuw de geest uit de fles: een democratische beweging van dichters, schilders en schrijvers zag het licht. De voetbalclub Slavia bevond zich in dezelfde stroming. Ze ontstond in 1897, als onderdeel van de sportorganisatie Sokol, die zelfstandigheid voor de Slavische volkeren ten aanzien van de dubbelmonarchie Wenen-Boedapest op de agenda zette. De stijl van Slavia had een doel en streefden zowel cultureel als sportief opzicht naar onafhankelijkheid, schoonheid en vrijheid. Slavia was een kind van de vooruitstrevende burgerij en proclameert het liberalisme in de beste zin van het woord: verlicht en ruimdenkend en het paarse Praag par excellence vertolkend. Onbeschroomd voetballend vanuit een uitstekende techniek, trage balcirculatie met spitse wendingen en een valse nonchalance. Als was het een polka, een eindeloze herhaling van de basispas, links en rechts, links en rechts. Typisch Tsjechisch maar ook universeel. ‘Het leven van de Tsjechen zit in de muziek’, sprak de beroemde componist Bedřich Smetana ooit. En in het voetbal, waar Praag evengoed vanuit de tradities van de Gouden Stad een eigen dialoog met de wereld opende. Tomáš Masaryk, de president-filosoof, voelde er zich goed bij.