vrijdag, november 22

Gouden Schoen 70: Top 11 van Rik Coppens tot Toby Alderweireld. 4. Rob Rensenbrink – RW

Pinterest LinkedIn Tumblr +

 

De Gouden Schoen viert dit jaar zijn zeventigste editie. De eerste werd in 1954 uitgereikt aan Rik Coppens van Beerschot. In 2024 is er slechts één kandidaat-winnaar: Toby Alderweireld van Antwerp. François Colin & Raf Willems brengen de volgende dagen elf portretten van de ‘beste Gouden Schoenen’ aller tijden. De portretten verschenen eerder in hun boek ‘Top 1000 van het Belgisch voetbal’. Nog steeds te koop! Aflevering 4: Rob Rensenbrink.

 

Rob Rensenbrink, Oranjemeester van de paarse voetbalkunst

 

Kind van Door Wilskracht Sterk in het OIympisch Stadion van Amsterdam

Rob Rensenbrink. Speelde voor het eerst professioneel voetbal bij DWS Amsterdam. Door Wilskracht Sterk. Op dat ogenblik was DWS niet alleen de beste club van Amsterdam, maar ook van Nederland. In 1964 wonnen de ‘bespelers’ van het Olympisch Stadion het landskampioenschap. DWS bleef sterk bezig, haalde de kwartfinale in de Europacup der Landskampioenen en eindigde tweede na Feyenoord. Rensenbrink tekende in de zomer van 1965 en groeide drie jaar later uit tot de belangrijkste aanvaller met tien en vijftien goals in 1968 en 1969. Intussen gaf bondscoach Georg Kessler hem zijn vuurdoop in het Nederlands Elftal. Dat wekte de interesse op van Feyenoord, dat een opvolger zocht voor het stilaan ouder wordende clubicoon Coen Moulijn. DWS legde de financiële lat te hoog, maar…Club Brugge durfde het risico wel aan op vraag van de nieuwe Nederlandse coach Frans de Munck.

Doelpunten en dribbels op De Klokke in Brugge: de slangenmens was geboren

 

In het oude stadion De Klokke vielen de doelpunten als spreekwoordelijke rijpe appels uit de bomen: 75 in 1969-’70 en 71 in 1970-’71. Respectievelijk elf en vijf meer dan landskampioen Standard. Club eindigde telkens tweede met ‘kampioenenscores’ van 45 en 46 punten, maar de Rouches toonden zich oppermachtig met 49 en 47 eenheden. In 1970 denderde Club met groot machtsvertoon – 28 doelpunten – richting Belgische beker, na een 6-1 winst in de finale tegen Daring Brussel. In 1971 zette blauw-zwart uitstekende cijfers neer in Europese thuismatchen: telkens 2-0 tegen de Duitse (Kickers Offenbach), Zwitserse (FC Zürich) en Engelse (FC Chelsea) bekerwinnaars. Pas in de verlengingen moest Club het onderspit delven op Stamford Bridge, de latere winnaar. Het talent van Rob dreef toen al aan de oppervlakte bij internationale confrontaties: vijf doelpunten in tien Europese matchen. Hij kreeg een open doekje van het publiek tegen Ujpest Dosza (Europacup III), na drie goals in de 5-2 zege. In Hongarije verloor Club alsnog met 3-0 tegen finalist van het jaar voordien. De Hongaarse coach verwees toen naar zijn ‘onhoudbaarheid’ door hem te vergelijken met een slingerplant.

 

De Nederlandse journalist Maarten de Vos vervormde het tot ‘slangenmens’ en zijn illustere bijnaam was geboren. Rensenbrink had niet eerder van Brugge gehoord, maar voelde zich wel thuis in de joviale ‘Vlaamse’ sfeer. Op het veld kwam hij, zo vond hij zelf, onvoldoende aan zijn trekken omdat het Brugse aanvalsgeweld recht op doel ging via de driehoek Carteus-Thio-Lambert.

Thuiskomen bij Anderlecht: ‘Een grote club, waar je niet zelf je kleren hoefde te wassen…’

Die liet hem letterlijk al een ‘links liggen’ en daarom hapte hij gretig toe op het voorstel van Anderlecht: ‘Ik voelde me heel goed in Brugge, maar na twee jaar meldde zich een grote club, waar je niet zelf je trainingskleren hoefde te wassen.’ Constant Vanden Stock, die in 1971 zelf van het bestuur van Club Brugge naar dat van Anderlecht overstapte, deed Rensenbrink én Club een bod dat ze niet konden weigeren: zes miljoen Belgische franken (150.000 euro, maar destijds een van de hoogste transferbedragen) én de verdediger Johnny Velkeneers en linksbuiten Wilfried Puis.  Hij kwam bij Anderlecht opnieuw Georg Kessler als coach tegen en met Jan Mulder en Paul Van Himst vormde hij een uitstekende aanvalslijn: kampioen en bekerwinnaar in 1972. Opnieuw bekerwinnaar in 1973 en 1975 en tussendoor kampioen in 1974. Alle jaren een trofee. En schitteren met drie doelpunten in de Europacup der Landskampioen tegen het Griekse Olympiakos Piraeus (5-1).

Mandekker én ongrijpbare linksbuiten onder Hans Croon & Raymond Goethals

In 1975 volgde Hans Croon Urbain Braems als coach op. Rensenbrink botste met zijn landgenoot omdat die hem op een bepaald moment als ‘mandekker’ wilde opstellen. Hij weigerde en sprak drie maanden geen woord met zijn coach. Toch liep het lekker in Europa want ‘les mauves et blancs’ wonnen in het Heizelstadion op 5 mei 1976 hun eerste Europacup. West Ham United verloor met 4-2 na twee goals van Rensenbrink en Van der Elst. Het begrip ‘gala-avond’ was geboren. Ondanks de zege diende Hans Croon te vertrekken en kwam de voormalige bondscoach Raymond Goethals in de plaats. Samen beleefden ze onmiddellijk hun moment suprême op een zwoele augustusavond in 1976.

Dansend tegen Beckenbauer en Bayern op een zomeravond…

Ontdeed voor veertigduizend in extase verkerende fans de grote Europese Meister Bayern München van zijn arrogantie. Danste met overrompelende dribbels, en bij vlagen tartende superioriteit, uitzonderlijk lichtvoetig rond de steeds verdwaasder kijkende wereldkampioenen Franz Beckenbauer, Gerd Müller, Sepp Maier: 4-1, Europese Supercup voor Anderlecht!

Na een 2-1 nederlaag in München, werd het voor een vol Astridpark de avond van Rob. Bayern had in 1974, 1975 en 1976 de Europacup der Landskampioenen gewonnen. En in 1975 ook de Wereldbeker voor Clubs tegen het Braziliaanse Botafogo. Bovendien was de nationale ploeg van West-Duitsland gesmeed rond de as van Bayern. De Mannschaft was Europees Kampioen in 1972, wereldkampioen in 1974 en beet pas na de beroemde Panenkapenalty in 1976 tijdens het EK in het zand. En op die avond van 30 augustus 1976 eindigde dus de Beierse kampioenenparade, voornamelijk door toedoen van Rob Rensenbrink. Na twintig minuten stuurde libero Erwin Vandendaele een voorzet over het halve veld op het hoofd van Rensenbrink. Die verraste zijn bikkelharde bewaker Schwarzenbeck en doelman Maier. De 2-0 volgde snel nadat François Van der Elst de kromme voorzet van Robby via de blunderende Maier in doel deponeerde. Ook de derde ontstond van zijn voet na een mooie actie die door Haan met een grondscherend schot tegen het net werd geknald. Intussen had Müller de stand op 3-1 gebracht, waardoor een West-Duits doelpunt volstond om de Europese Supercup mee naar München te nemen. Acht minuten voor tijd vond Rensenbrink het welletjes. Hij vroeg de bal in de voet van Haan en daagde Schwarzenbeck voor een zoveelste duel uit. Hij dribbelde hem voorbij en scoorde op grandioze wijze de 4-1. Na een nederlaag in de finale van 1977 tegen Hamburger SV, verbond het lot beide clubs opnieuw met elkaar in oktober 1977. HSV had zich versterkt met Europees Voetballer van het Jaar Kevin Keegan. Rensenbrink maakte toen het mooiste doelpunt van zijn loopbaan: ‘Ik onderschepte de bal op de middenlijn en rukte alleen op naar de keeper. Twintig meter voor doel pakte ik verrassend uit met een stifter: 1-2 een minuut voor het einde.’ Anderlecht plaatste zich voor de derde keer op rij voor de finale en versloeg Austria Wenen in Parijs met 4-0. Hij werd man van de match met twee doelpunten en de Franse pers vergeleek hem met Michel Platini. In de Europese Supercup deed hij Liverpool de das om met opnieuw een assist en een doelpunt (3-1). Hij fleurde op als hij volle stadions zag. Raymond Goethals deed over hem de opmerkelijke uitspraak: ‘Voor wedstrijden tegen toppers droeg hij zijn smoking, tegen de kleine clubs deed vaak hij zijn salopette aan. Maar als Anderlecht een nieuw stadion heeft kunnen bouwen, dan heeft Robbie minstens voor de financiering van één tribune gezorgd.’ Paul Van Himst noemde hem zelfs de beste ter wereld na Johan Cruijff. Hij evolueerde in negen jaar tot ‘Mister Anderlecht’, maar vertrok na een conflict met Arie Haan in de lente van 1979.

Onmisbaar bij Oranje en de tegenpool van Johan Cruijff…

 

In de periode 1973 – 1978 werd hij ook een onmisbare pion bij het Nederlands Elftal.

Rob Rensenbrink. Zijn spel liet zich lezen als een gedicht. Geen carnavaleske karamellenverzen, geen naar zelfmoord neigende zwaarmoedigheid. De taal als tijdverdrijf, voetbal als verzoeking zoals het oorspronkelijk ontworpen werd. De scheppende linksbuiten, de échte pingelaar: naar binnen veinzend, vervolgens de dribbel langs de lijn. De eeuwige stijlfiguur, zelden te doorgronden: passeerbeweging in stilstand op volle snelheid in de ruimte, de perfecte voorzet. Tussen wiebelend en wiegend.

In het gezegende jaar 1947 beviel ‘Amsterdam’ van zowel Johan Cruijff als Rob Rensenbrink. Inzake vakmanschap en bedrevenheid deed Rensenbrink niet onder voor Cruijff. De fysieke gelijkenis bestond – het leken ‘broers’ – maar qua psychologisch geaardheid waren er geen raakpunten.  Cruijff regisseerde, Rensenbrink improviseerde. Cruijff vormde een natuurlijk bondgenootschap met de schijnwerpers, Rensenbrink ontvluchtte de media-aandacht. Voelde zich het best in zijn vel als de linksbuiten met de onverwachte kronkel, het raadsel voor de tegenstander en het publiek. Soms verstrooid en wazig, vaak in staat tot onvoorspelbare pracht. Rensenbrinks internationale opmars startte in de oranje wereldbekerzomer van 1974. Op dat ogenblik ontketende Cruijff een omwenteling. Rensenbrink beperkte zich tot balbezit aan de linkerzijlijn. Cruijff voelde zich het best in zijn omgeving en vond in hem het ideale aanspeelpunt: vijf eclatante WK-zeges in deze combinatie: Uruguay (2-0), Bulgarije (4-1), Argentinië (4-0), DDR (2-0) en Brazilië (2-0). Zonder Rensenbrink bleef het 0-0 tegen Zweden. Is het toeval dat Cruijff ook door de mand viel in de finale tegen West-Duitsland (1-2) nadat Rensenbrink tijdens de pauze door blessure de schoenen had moeten uittrekken? De Nederlandse bondscoach Rinus Michels sprak toen over hem de lovende woorden: ‘Je hebt spitsen en je hebt typische buitenspelers.  Hij is allebei tegelijk. Dat is in het voetbal een zeldzame combinatie.’ Na de beslissende match in de tweede poulefase – in 1974 werd niet met kwart- en halve finales gespeeld – tegen Brazilië hinkte Rensenbrink van het veld. Hij had last van een spierblessure, maar tijdens de laatste training een dag voor de finale tegen West-Duitsland leek hij fit. Michels schreef zijn naam op het wedstrijdblad, maar Rensenbrink voelde aan dat hij conditioneel niet honderd procent in orde was en dat hij het einde van de partij niet zou halen. Hij vroeg zelf om zijn wissel tijdens de pauze. Hij verklaarde later dat hij goed kon opschieten met Johan Cruijff, maar niet hield van diens theatrale aanwijzingen en het voortdurende praten tijdens de match. Toch voelde hij zich in die periode met Cruijff nooit echt goed in zijn vel. Omdat die alle ballen opeiste. Hij hield niet van ‘praatjesmakers’ en verkoos ‘leiderschap zonder dominantie’.

‘Only an inch away from becoming a World Cup Winning Hero….

Na de wereldbeker taande de ster van Cruijff. Rensenbrink nam ongezien de fakkel over. Beleefde van 1974 tot 1978  vijf dolle jaren – met vier Europese bekerwinsten bij Anderlecht  en twee wereldbekerfinales met Oranje – en werd de succesvolste Hollandse voetballer. Dankzij dat ene moment: de binnenkant van de paal tegen Argentinië, finale wereldbeker 1978, seconden voor het einde: ‘He was an inch away from becoming a World Cup winning hero’.  Zo staat het in een Engelse voetbalencyclopedie. In de aanloop naar het EK 1976 was hij al op weg om zich op het niveau van Cruijff te zetten. Met een uitstekende prestatie en een doelpunt tegen Italië (3-1) en liefst drie in de kwartfinale tegen België (5-0). In de halve finale verloor topfavoriet Oranje onverwacht van Tsjecho-Slowakije (3-1, na verlenging) mede door rode kaarten van Neeskens en Van Hanegem. Ook Cruijff hield het in de match om de derde plaats voor bekeken. Rensenbrink bracht na het vertrek van de ruziemakers rust in het elftal en leidde het Nederlands Elftal naar de derde plaats.

In 1978 maakte hij de wereld duidelijk welke klasse hij bezet. Hij scoorde een hattrick in de openingsmatch tegen Iran (3-0) en dikte zijn doelpuntentotaal aan tegen Schotland (2-3) en Oostenrijk (5-1). Vijf in totaal, waarvan vier op strafschop.

De slangenmens werd zijn lichtjes beledigende bijnaam. Vanwege de onvoorspelbare kronkels die zijn spel kenmerkten en zijn psychologische geaardheid karakteriseerden. Bleef in alles de ‘linksbuiten’: plots ongrijpbaar en tot onwaarschijnlijke schoonheid in staat, vaak afwezig en onbestemd. Wie kent de mens Rob Rensenbrink? Wie zou hij zijn geworden, indien die fenomenale dribbel in 1978 het net van de Argentijnse doelman Fillol had gestreeld? Een nationale held, zonder meer. De man die Nederland de wereldtitel bracht. En die zich eindelijk van Johan Cruijff zou hebben verlost. Tart dit zijn bevattingsvermogen? Nu moet hij het doen met de niet-bestaande titel van begaafdste voetballer uit de Belgische clubgeschiedenis. Constant Vanden Stock roemde hem als beste speler die hij onder zijn voorzitterschap zag passeren. Oranjemeester van de paarse voetbalkunst. Rob Rensenbrink.

 

Share.

About Author

Raf Willems (1960) noemt zichzelf voetbalschrijver met een boekenkast. Hij is uitgever en auteur van meer dan 40 boeken over ‘voetbal met een knipoog naar geschiedenis & samenleving’ en schreef voor het Nederlandse weekblad Voetbal International (1995-2000), de krant NRC Handelsblad (2001-2006) en de website Stichting meer dan Voetbal (2008-20014). Sinds 2014 Initiatiefnemer van voetbaldenktank & onlineplatform De Witte Duivel.

Leave A Reply