Het Belgisch profvoetbal viert dit seizoen zijn vijftigste verjaardag. Auteur Raf Willems brengt wekelijks een serie van 25 portretten uit de eerste 25 seizoenen toen ons clubvoetbal zijn beste – met talrijke Europese successen – tijdperk beleefde. Hij voerde deze gesprekken de voorbije decennia en in functie van in 2020 verschenen boek O Belgisch Voetbal. Hoogtepunten en sterke verhalen van 1920 tot 2020. Vanuit het motto: de verhalen zijn belangrijker dan de resultaten. Intussen zijn we beland in 1978, het jaar dat FC Köln zijn laatste Bundesligatitel won. Met dank aan onze landgenoot Roger Van Gool, de man van meer dan 1 miljoen Mark. Ik sprak met hem in 2018, veertig jaar na deze historische gebeurtenis.
Roger Van Gool, de man van meer dan één miljoen Mark, bezorgt FC Köln de landstitel in 1978
Roger Van Gool (1950) speelde van 1967 tot 1974 voor FC Antwerp. Coach Ernst Happel zocht bij Club Brugge een vervanger voor rechtsbuiten Johny Thio. Van Gool voetbalde zich in de Europese kijker in 1975-’76: kampioen met blauwzwart en Uefa Cupfinalist tegen FC Liverpool. De snelle buitenspeler kon ook scoren. Zijn specialiteit was de diagonale omschakeling, die hij combineerde met een uitstekende assist. FC Köln legde in de zomer van 1976 een recordbedrag voor hem op tafel. De laatste DFB-Pokal dateerde van 1968 en de laatste Bundesligaschaal zelfs van 1963. Toen kwam Roger Van Gool: bekerwinnaar in 1977, dubbel in 1978. Sindsdien herhaalde FC Köln dit nooit.
De man van 1,1 miljoen Mark
‘Ik had geluk dat een club met geld als FC Köln een speler met mijn profiel zocht. Ze zaten achter René van de Kerkhof aan en de hulptrainer volgde Nederland – België in april 1976. We verloren met 5-0 – drie doelpunten van Rensenbrink – en toch schreef de man in zijn rapport: ‘de Belgische rechtsbuiten is beter’. Ze scoutten me opnieuw in de halve finale van de Beker van België op Anderlecht. Daar verloor Club Brugge met 4-1. Opnieuw raakten ze zo gecharmeerd dat manager Thiele me na de match aanklampte als we naar de bus stapten en me zijn interesse meldde.
Ik zocht contact met bankier Deldaele, de rechterhand van burgemeester Van Maele, de belangrijkste bestuurder van Club Brugge. Die liet mij droogjes weten: ‘Als hier twintig miljoen op tafel ligt, mag je gaan.’ Coach Happel had ons bij de laatste training bij wijze van afscheid meegedeeld: ‘Wie zich kan verbeteren, mag bij een goed bod vertrekken. Ik zal dan zelfs helpen.’ Ik zocht hem thuis op, maar zijn vrouw zei dat hij in zijn geboortestad Wenen vertoefde. Ik drong toch aan. Ze vroeg me naar het juiste uur en stapte vervolgens naar het prikbord aan de muur waar een lijstje hing met de namen van verschillende cafés en het moment dat hij zich daar zou bevinden. Ze belde meteen die kroeg op en vroeg naar ‘Herr Happel’. Een minuut later had ik hem dus aan de lijn. Hij stelde me gerust: ‘Ruhe bleiben, kleintje. Bel me vanavond terug.’ Hij regelde alles met het bestuur voor me en ik mocht manager Thiele naar de beheerraad van Club brengen. Vijftien mensen zaten rond de vergadertafel. Men liet me verstaan dat ze zonder burgemeester Van Maele geen beslissing konden nemen en die verwelkomde op dat ogenblik in het stadhuis een minister. Ik viel achterover. Het was intussen 19 uur en voor middernacht moest de stempel op het document staan om de transfer rechtsgeldig te maken. We begaven ons naar het stadhuis waar gelukkig de commissaris de wacht hield en mij herkende. Hij bezorgde de burgemeester een briefje met mijn naam op en een half uur later stond hij gelukkig toch in het stadion en zette zijn handtekening onder de documenten. Manager Thiele raasde vervolgens terug naar Duitsland om voor 23u59 in het eerste het beste postkantoor voorbij de Belgische grens een stempel te laten zetten. Dat is dus de story van de duurste aankoop uit de geschiedenis van de Bundesliga: Köln ontdekte mij bij toeval tijdens een 5-0 nederlaag; Ernst Happel diende vanuit zijn stamcafé in Wenen het Clubbestuur te overtuigen; de burgemeester zat tijdens de ultieme afspraak doodleuk te tafelen met een minister; en enkele minuten voor het sluiten van de markt drukte de postbeambte ergens in the middle of nowhere het verlossende merkteken op het contract.
Van dat moment af was ik de ‘man van 1 miljoen Mark’. Zo sta ik tot vandaag in de naslagwerken. In werkelijkheid was het zelfs 1,1 miljoen Mark.’
Lachen na een nederlaag? Vingers de lucht in en boete van coach Weisweiler
‘Mijn komst zorgde voor nooit gezien enthousiasme. Tijdens de openingstraining daagden liefs 10.000 fans op om mij toe te juichen. De eerste bekermatch tegen een amateurvereniging kopte Bild Zeitung: ‘Roger Van Gool moet in zijn eentje kunnen winnen.’ Ze goochelden met cijfers: ik kostte meer dan de elf tegenstanders samen. Ik kwam terecht bij Hennes Weisweiler: een absolute topcoach die in de Bundesliga tot de top drie aller tijden wordt gerekend. Terecht…maar aan Ernst Happel kon hij toch niet tippen. Hij kon tegelijk zeer streng zijn als dicht bij de spelers staan. We schoten furieus uit de startblokken met vijf opeenvolgende zeges. Dan verloren we uit bij Kaiserslautern. Heel stilletjes in de bus. Na een nederlaag mocht er niet gelachen worden of je had een boete beet. Dan stak Weisweiler vingers (één, twee of drie) in de lucht en dat betekende: 100, 200 of 300 Mark. ‘
Het leugentje om bestwil van mijn vrouw
‘Elke wedstrijd werd destijds om half vier gespeeld. Na onze thuismatchen aten we samen om 19 uur in het clublokaal en om 21 gaf de voorzitter een afrondende speech. Dan sprak ook Weisweiler nog: ‘Wie een biertje wil drinken, doet het hier en de rest mag naar huis gaan.’ Hij bleef altijd zelf hangen want hij kon ze goed ‘verzetten’. De jonge Preben Larsen liep daar ook rond en dronk altijd cola. Weisweiler pakte hem aan: ‘Stop met die vuiligheid. Ofwel drink je pinten met ons, ofwel verdwijn je.’ Larsen heeft dus bij Köln leren drinken omdat de coach het hem min of meer verplichtte. In die atmosfeer doken de meer ‘ervaren’ jongens al eens een keer de stad in. Na een nachtje stappen, belde ik om vier uur in de ochtend een taxi. De chauffeur hield vermoedelijk niet van mijn voetbal want hij herkende me niet. Ik viel meteen in ’t slaap en blijkbaar volgde hij mijn voorbeeld want hij ramde op de autosnelweg een balustrade. Mijn hoofd hing vol bloed. Om zeven uur in de ochtend haalde mijn vrouw mij uit het ziekenhuis nadat de wonde genaaid was en ze stopte me in bed. Om 9 uur werd ik echter op de training verwacht. Ze belde naar de club en redde mijn vel door te vertellen dat we beiden in een ongeluk betrokken waren geweest. Zo leek het dat we samen de stad waren ingetrokken. Weisweiler wist echter beter. Ik was pas twee weken later opnieuw speelklaar. Op het programma stond toen de bekerfinale tegen Fortuna Düsseldorf. Hij nam me apart: ‘Mateke, met uw escapades…gij gaat er niet goed van zijn als we de beker niet winnen en het kampioenschap verspelen. Want dan zijn uw fratsen de oorzaak.’ Pas op, net voor de finale. Ik speelde de pannen van het dak en scoorde het tweede doelpunt dat de zege veilig stelde. ‘
Op het nippertje kampioen na schertsvertoning in Mönchengladbach
‘De landstitel leek ons niet meer te kunnen ontsnappen. Alleen Borussia Mönchengladbach konden we niet van ons afschudden: de landskampioen van de voorbije drie seizoenen beende ons bij, maar in de Bundesliga was bij gelijke eindstand het doelgemiddelde doorslaggevend. Daar stonden wij plus zeven, dus de laatste match moesten we enkel winnen en klaar was kees. Wij trokken naar het reeds gedegradeerde Sankt-Pauli, het leek een makkie. Maar in Mönchengladbach openden de Borussen na één minuut de score. Bij de pauze flikkerde de 6-0 op het bord. Onze spelmaker Heinz Flohe – de beste voetballer waar ik mee heb gespeeld – kon ons slechts op minuut 28 op voorsprong brengen. Hennes Weisweiler trok wit weg van woede als hij in de tweede helft de toestand via de transistorradio volgde: 8-0 na zestig minuten en op dat moment tikten wij pas nummer twee binnen. Bij 10-0 brulden ze naar ons dat wij er in de laatste minuten nog twee dienden bij te doen. Wat was daar gaande? Ik zeg je: zelfs als je dronken op het veld staat, verlies je niet met 12-0. Zat Dortmundcoach Otto Rehhagel mee in de slag? Wilde hij zijn gram halen op Weisweiler, die hem als opleider in de trainersschool eens een onvoldoende had gegeven? Zelfs Dortmund gaf de eigen spelers een boete, maar een bewijs van ‘omkoping’ kwam nooit boven water. Ik was dolgelukkig nadat we als outsider de hoofdvogel afschoten. Al hing er net na het eerste fluitsignaal al een kleine crisis in de lucht. In de busrit van het hotel naar het stadion zat Dieter Müller voor mij en Herbert Neumann. Dieter stond met naamgenoot Gerd – de beroemde bomber van Bayern – op nummer 1 van de topschutterslijst. Neumann vroeg plagerig wat hij verkoos: ‘Topschutter of het kampioenschap?’ Hij antwoordde vol overtuiging: ‘Dat is een moeilijke vraag.’ Ik viel achterover van verbazing. Hij koos dus niet onvoorwaardelijk voor het ploegbelang. In de eerste minuut van de match kop ik bij een hoekschop door naar de tweede paal. Onze centrale verdediger Strack had hem maar in te tikken, maar Dieter duwde hem opzij om zelf te scoren. Een sliding van een verdediger haalde de bal op de doellijn weg. Ik ontstak in woede, ben naar hem gelopen en heb hem uitgescholden tot en met. Gezien zijn uitspraak in de bus. Gelukkig liep het allemaal goed af. Kampioen met Keulen. Wie had dat durven denken?’