111 Legendarische Voetbalhelden sinds 1920. Wie zijn ze, die honderd voetballers, tien keepers en dat uitzonderlijke fenomeen? Maak mee deze wandeling met auteur Raf Willems door het voetballandschap van de voorbije eeuw. In aflevering 27 belichten we Willem van Hanegem. Naar aanleiding van het duel Feyenoord – AZ in de Nederlandse competitie. Van Hanegem voetbalde in de jaren zestig en zeventig voor beide clubs. Hij werd vooral de held van de Kuip. Vooral dankzij twee topvertolkingen in november 1969 toen Feyenoord geschiedenis schreef nadat het Europees kampioen AC Milan uitschakelde in de achtste finale van de Europa Cup der Landskampioenen.
WILLEM VAN HANEGEM: BESTE VERTOLKER VAN DE KROMME BAL
Feyenoord – AC Milan 2-0, achtste finale Europa Cup der Landskampioenen op 26 november 1969
Willem van Hanegem. De Kromme begeesterde De Kuip. De Kuip begeerde De Kromme. Hoogtepunt der hoogtepunten: zijn kopstoot die op 26 november 1969 in de 82 ste minuut het vonnis voltrok over Gianni Rivera’s AC Milaan. Feyenoord schakelde compleet onverwacht de winnaar van de Europa Cup der Landskampioenen én de Wereldbeker voor Clubs uit. Van Hanegem manifesteerde zich voor het eerst op de internationale scène. In zijn optreden situeerde zich een natuurlijke stijlbreuk. Hij wisselde zijn originele technische subtiliteit af met een schaamteloze variatie op het catenaccio. Voetbalde bij vlagen Italiaanser dan de Italianen. Het spel accuraat ontwennen, lamleggen, verstoren. Het tempo treiterig neerhalen. De meester in het lezen van de wedstrijd. Vloerde de tegenstander vanuit zijn voetbalvernuft én gemeenheid. Geen speler haalde in die twee tegenstrijdige onderdelen zo’n hoog niveau: creatieve balkunstenaar en onuitstaanbare intrigant tegelijk. Zijn overzicht compenseerde zijn traagheid. Combineerde defensief ontregelwerk met de offensieve precisie van zijn kromme, linksbenige ballen. Linkte intelligentie aan hardheid, aan de kunst van het gemeen zijn. Intimidatie hoorde volgens hem bij topvoetbal. Haatte verlies en kankerde desnoods de sfeer kapot, hield van zwarte humor en jongleerde tot jolijt van het publiek met scheidsrechters.
Duldde geen gezag, deed altijd zijn zin, bewandelde zijn grillige levenspad en koesterde zijn credo: ‘Ik ben anders dan de anderen’.
Zat in een haat-liefde verhouding met coach Ernst Happel, het brein achter de Europese doorbraak van Feyenoord. De professionele pokercoach kneedde Van Hanegem tot hij rijp was voor de top. Daagde hem uit, confronteerde hem met zijn gebreken en botste om de haverklap met hem. Happel herkende in Van Hanegem zichzelf. Als international pestte de Weense kroegtijger destijds zelf de Oostenrijkse bondscoach het bloed onder de nagels vandaan. Na een zoveelste nachtelijk uitstapje tijdens het WK 1958 schreeuwde die hem toe: ‘Ik wens je later een speler zoals jij.’ Happel bekende later: ‘Ik heb hem gevonden: Willem van Hanegem.’ Ze tastten voortdurend elkaars grenzen af. Tijdens de door hem gehate conditietests liet Van Hanegem de loodzware ballen met opzet vallen, waarna Happel ze bijpompte en hem er twee keer zo lang mee liet rondzeulen. De kettingrokende Kromme lapte het rookverbod op de slaapkamers feestelijk aan de laars tot Happel hem betrapte. Van Hanegem lag in bed en hield zijn sigaret onder de lakens verborgen. Happel kletste vrolijk door tot de koppige Kromme letterlijk zijn vingers verbrandde. ‘Niemand stuurde me vaker van de training dan hij en toch was hij de grootste’, aldus Willem. De Kromme vertolkte de branie en het tactisch inzicht van Happel op het veld.
Het twistende koningskoppel tekende voor de succesvolste passage uit de woelige geschiedenis van de Rotterdamse stem des volks. Feyenoord won in 1970 de Europa Cup der Landskampioenen. ‘Omdat Van Hanegem ons kapotmaakte met zijn vertragingsmanoeuvres’, verklaarde de verslagen Celtic-coach Jock Stein. Feyenoord ringeloorde ook Estudiantes in de strijd om de Wereldbeker voor Clubs, omdat Van Hanegem het brutale spel in Buenos Aires de baas bleef en Argentijnser duelleerde dan de Argentijnen. Van Hanegem hekelde de mannen van de macht en beledigde bestuur, bobo’s coaches en scheidsrechters als iets hem niet zinde: ‘Ik voetbalde voor mijn geacht publiek: de fabrieksarbeider, de scholier, de kantoorklerk, voor de mensen zonder werk….’ Hij bood dat geacht Feyenoordpubliek in het tijdperk van Johan Cruijff tussen 1968 en 1974 drie landstitels, een beker, een Europa Cup der Landskampioenen, een Wereldbeker voor Clubs en een UEFA Cup. Tegelijk kleurde hij zijn palmares met 37 gele en vier rode kaarten.
Tegelijk toonde hij zich als ‘dissident van Oranje’.
Zijn rivalen Rinus Michels en Johan Cruijff ontwierpen ‘De Hollande School’.
Deze voetbalprincipes hadden volgende kenmerken: verzorgd aanvallend spel op de helft van de tegenstander; balbezit via het zogenaamde circulatievoetbal; vleugelspel met drie spitsen; inschuivende libero en meevoetballende keeper; jagen op de bal door meedogenloze middenvelders; zo hoog mogelijke pressie; een vanzelfsprekende arrogantie met mondige, intelligente en elkaar corrigerende spelers.
Het kunstzinnige voetbal van Ajax in de jaren zeventig; tegelijk op én over de grens van het assertieve, was een compleet systeem van discipline en fantasie. Het ‘totaalvoetbal’, dat elke speler dwong alles te kunnen en superieure dominantie eiste. Dat zat Willem van Hanegem al dwars van bij het begin. Hij, de individualist van Feyenoord, pokerde zich liever persoonlijk een weg door de structuur. Ajax en Cruijff provoceerden met hun verfijnde patronen de gevestigde voetbalorde, Van Hanegem daagde op zijn beurt Ajax uit. En bedacht de elegantste en meest uitgesproken Nederlandse voetbalidee: de kromme bal. Uit het niets ontstaat een zee van ruimte: de verdedigers rennen achteruit, de aanvaller ontvangt de bal toch sneller omdat die naar hem toedraait. De kromme bal wordt niet hard gespeeld, maar met een uiterste precisie. Niemand vermocht het zoals hij.
Het schijnt dat Willem van in zijn kindertijd met de buitenkant van zijn linkervoet trapte, zich perfectioneerde in die kromme curve en ze een sierlijke streling schonk.
De Kromme, ook al vanwege zijn O-benen, was de meester van de vertraging. Dat demonstreerde hij vooral op de wereldbeker van 1974 in West-Duitsland. Brian Glanville, grijze eminentie van de Europese voetbaljournalistiek, noemde hem de boeiendste speler van het toernooi. Het Nederlands Elftal voetbalde glorieus en heerste zoals enkel Pelés Brazilië had gedaan in 1970. Van Hanegem overvleugelde Franz Beckenbauer, maar Nederland verloor ten onrechte van de Mannschaft in de finale. Glanville opperde dat ‘het belang Willem van Hanegem te zijn een triomf was van de pure techniek en intelligentie op de snelheid.’ Tegenover de versmachtende versnelling van Cruijff en Ajax stelde hij de ironie van de traagheid. In die zin was Van Hanegem ook de anti-Cruijff. Vanuit de zelfspot op zoek naar het rijk der relativiteit, terwijl Cruijff zichzelf bloedernstig nam. De tegenstelling was zuiver en vlijmscherp: Cruijff imponeerde en overrompelde, de schoonheid van Van Hanegem zat hem in het feit dat hij zich niet graag liet zien. Johan was overtuigd van het eigen gelijk, Willem trok zich liever knorrend terug.
Hij was een oorlogskind, geboren op 20 februari 1944 in Breskens, als zevende van acht in een geslacht van arme garnaalvissers. Een half jaar later gebeurde een onwezenlijk drama. Britse vliegtuigen legden een bommentapijt over Zeeland om de Duitse troepen te verjagen. De rouw treft de Van Hanegems diep. Willem verloor zijn vader Lo, zijn broertje Izaac en zes andere familieleden. Volgens voetbalhistoricus Matty Verkamman waren ze niet echt populair in het protestantse Breskens. Dat schrijft hij in ‘Negen Zeeuwen van Oranje’. Het dwingende godsgeloof van gereformeerden en hervormden laat Lo van Hanegem ronduit koud. Hij voedde zijn kinderen ‘buitenkerkelijk’ op, zoals dat heette. Die spontane vrijzinnigheid werd niet meteen verteerd. De hele familie kreeg religieuze banbliksems over zich heen. De irritaties groeiden wederzijds en evolueerden bij de godsloochenende Van Hanegems naar een ronduit vijandige houding tegenover de verstikkende devotie van hun dorpsgenoten.
Na de Tweede Wereldoorlog verhuisde moeder Van Hanegem naad een oude volksbuurt in Utrecht. De hekel aan Duitsers, die gezien worden als oorzaak van het moordende bombardement, en de afkeer voor opgelegde intolerantie zaten er van dan af diep in. In het kleine huisje stond de deur voor iedereen open, inbegrepen voor de straatschoffies: ‘Als de politie achter iemand aanzat, gebeurde het soms dat drie jongens bij ons binnenrenden en onder het bed kropen.’ Ondanks de harde leefomstandigheden van de jaren vijftig en de droevige familiekroniek leerde hij de dag plukken. De school zegde hem niets, hij spijbelde vaak, letterlijk ‘om den brode’. Op zijn veertiende zette de vroegrijpe puber zijn eerste stappen in de wereld. Het boterde nooit met zijn bazen. Hij verdroeg geen opgelegde autoriteit en zocht zichzelf een weg doorheen de barheid van het bestaan. Hij vond een thuishaven bij Velox, de voetbalclub uit de buurt die in 1902 werd opgericht met als hoger doel ‘de kinderen van de arbeiders ook sportief te verheffen’. Hij voelde er zich meteen goed. Hij raakte er in de ban van de bal en van Truus. De voornaam alleen volstond. Zijn eerste grote liefde werd op het hoogtepunt van zijn roem de bekendste voetballersvrouw van Nederland. Truus was volks en vurig, zoals het socialistische milieu waaruit ze stamde. Willem lanceerde zelf het verhaal dat zijn schoonvader hem pas toestond met haar te trouwen als hij ‘op de Partij van de Arbeid’ zou stemmen. Hij maakte er later zelden een geheim van dat hij in de jaren zeventig de Nederlandse minister-president Joop den Uyl met zijn gloedvolle pleidooien voor ‘de scheiding van macht, kennis en inkomen’ bijzonder genegen was. Hoewel het hem tegelijk in wezen weinig kon schelen.
Zijn ongeveinsde norsheid wisselde hij af met momenten van fijngevoeligheid. Soms schoot hij vol, overmand door emoties. Hij verborg zijn tranen zelden, zoals toen hij voor de televisie verklaarde niet mee te gaan naar het WK 1978 in Argentinië. Of als zijn kleine kinderen Boy en Willem van zijn tweede vrouw Marianne hem uitwuifden bij weer een Europese trip. Of bij zijn afscheidsmatch in de Kuip voor 60.000 Feyenoordfans.
‘Ik heb het vermogen om met dwazen om te gaan. Ze zoeken mijn spontaan op,’ vertelde hij met trots.
Hij gedroeg zich als de eeuwige dwarsligger. De opstandigheid kwam van binnenuit, los van de tijdsgeest van de jaren zestig. Een eenzame volksheld, die graag tegen de stroom oproeide. De kettingroker met de kromme bal. Anders dan de anderen. Willem van Hanegem.