Oh Belgisch Voetbal. Hoogtepunten en sterke verhalen van 1920 tot 2020.
Elke week op zaterdag! In deze verhalenbundel neemt auteur Raf Willems je mee langs de onvergetelijkste momenten van de Belgische voetbalgeschiedenis tussen 1920 en 2020. Legendarische vertellingen, pure voetbalanekdotes. Deze aflevering keert terug naar het grote ‘Union Soixante’ of ‘Union Zestig’ dat tussen 4 maart 1933 en 10 februari 1935 liefst zestig opeenvolgende competitiematchen ongeslagen bleef. Een Belgisch record voor de eeuwigheid? Het huidige Union staat terecht aan de leiding in de competitie en verdedigt zijn koppositie zondagavond op KV Mechelen.
UNION – DARING 5-2, 4 MAART 1933; DARING – UNION 2-0, 10 FEBRUARI 1935
UNION SOIXANTE EN DE ROMANTIEK VAN HET DUDENPARK: ZESTIG WEDSTRIJDEN ONGESLAGEN TUSSEN 1933 EN 1935
Hoogtepunt van Union Soixante
Deze wedstrijd wordt beschouwd als het hoogtepunt van ‘Union Soixante’. Op zeven matchen van het einde stond ‘Le Derby’ om de eerste plaats op de kalender. Daring eindigde uiteindelijk als tweede op acht punten van Union. Het prachtige Dudenpark raakte volledig uitverkocht met 25.000 toeschouwers. Elf maanden eindigde het sprookje aan de andere kant van de stad in match 61.
De Brusselse voetbalhistoricus Kurt Deswert vertelde me naar aanleiding van de honderdste verjaardag van het Joseph Mariën Stadion, in de Nederlandstalige volksmond ‘het Dudenpark’ en in de Franstalige ‘Le Stade de la Butte’: ‘Union liet zijn oog vallen op een lap grond in het uitgestrekte Dudenpark, omzoomd door chique herenhuizen. Op 14 september 1919 werd het stadion voor het eerst in gebruik genomen. Het grote AC Milaan en de toekomstige koning der Belgen, Leopold III, kwamen op bezoek voor de officiële inhuldiging. Er pasten toen 25.000 mensen in. Uit deze tijd stammen de foto’s van spelers die als halfgoden via een houten trap tussen de fanatieke supporters afdalen naar het veld, als ware het gladiatoren in de arena.’
Geen stadion ademde meer romantiek uit dan dat van Union. In de diepte gedolven, als ware het een levensader, tussen de bomen van het park en tussen het oude, deftige Engels aandoende clubhuis. In de gouden tijden flaneerden de spelers er als halfgoden tussen duizenden toeschouwers over een houten trap naar beneden.
Gedwarsboomd door WO I
De Eerste Wereldoorlog trok een streep door de overheersing van de eerste topgeneratie van Unionisten. Er zouden er nog volgen. In 1920 wonnen de Rode Duivels de olympische titel in Antwerpen. België schaarde zich tussen de wereldtop. Het elftal steunde op vijf Union-spelers: Verbeeck, Hanse, Musch, Van Hege en Coppée.
In 1922 luisterde men de viering van de vijfentwintigste verjaardag op met Société Royale. De betere Brusselse kringen schurkten zich intussen gretig aan tegen Union. Het koningshuis toonde zijn sympathie toen in hetzelfde jaar de vereniging haar stadion dreigde te verliezen. Het gemeentebestuur van Vorst koos voor een nieuw Hotel de Ville – het oude dateerde nog uit de Hollandse tijd – precies op de plaats van het veld. Het Hof sprong in de bres en schonk een deel van haar romantische Dudenpark weg, genoemd naar de Duitse baron Von Duden. Die had het park als erfenis gegeven aan Leopold II. Het is de groene long van Sint-Gillis-Vorst. In 1926 pronkte het bestuur met zijn hypermoderne infrastructuur. Prins Karel en de hele Belgische beau monde huldigden het nieuwe stadion plechtig in
Het Dudenpark zou in de jaren dertig uitgroeien tot de tempel van het nationale voetbal. Na een vernederende 4-1-nederlaag bij Beerschot op kerstdag 1932 zwoer aanvoerder Jules Pappaert een dure eed aan voorzitter Joseph Marien: ‘Président, ik beloof u dat we hier vanaf nu tot het eind van het kampioenschap geen match meer zullen verliezen.’ En zo geschiedde. In de volgende wedstrijd tikte linksbuiten Weydisch enkele seconden voor tijd de bal uit de handen van Lierse-keeper Christiaens en bracht ultiem de 2-2 op het bord. Jules Pappaert voegde de daad bij het woord. Hij stuurde zijn schip de volgende negenenvijftig wedstrijden ongehavend door de storm. De stunt ging de geschiedenis in als het legendarische Union Soixante, Union Zestig.
Volle zalen
De president, die aan Pappaert en zijn ploegmaats een gouden horloge heeft beloofde, zou het niet meer beleven. Joseph Marien overleed onverwacht, in 1933, op de ochtend van de altijd beladen derby tegen Daring. Het stadion in het Dudenpark kreeg meteen zijn naam. Hij miste de mooiste periode uit de clubhistoriek. Union wachtte al tien jaar op een nieuwe landstitel. In de jaren 1933, 1934 en 1935 greep de club met groots machtsvertoon naar de kroon. Antwerp, Daring en Lierse bleven achter op respectievelijk zeven, acht en vijf punten.
Van Caelenberg en Weydisch speelden alle zestig wedstrijden. Van de Weyer, Kommens, Welkenhuyzen, Bastin traden in negenenvijftig partijen aan en Smellinckx in achtenvijftig. De overige spelers Pappaert, Claessens, Van Landeghem en Van den Eynde zaten vijfenvijftig keer in de vaste kern. Union Zestig won vierenveertig matchen en dikt zijn doelpuntentotaal aan tot 203 -79. De Brit Griffith coachte zijn team op onorthodoxe wijze naar het succes. Hij sprak geen woord Frans en leidde twee trainingen per week. De andere dagen zat hij in Roubaix, waar hij bij het plaatselijke Excelsior hetzelfde deed! Hij woonde slechts dertig van de zestig partijen bij omdat hij afwisselend in Frankrijk en België op de bank zat. In 1933 presteerde hij het om zowel de Belgische als de Franse landstitel te verwerven!
Union genoot eigenlijk een semi-profstatuut: de spelers verdienden tijdens een seizoen bijna 11.000 frank bovenop hun wedde, vergelijkbaar met het hele jaarloon van een arbeider destijds. De in België niet meer geëvenaarde reeks overwinningen eindigde abrupt in de derby met Daling op 12 februari 1935: 2-0. Het sprookje was voorbij. Daring nam de scepter over. De rivaliteit in Brussel tussen het volkse Daring – Molenbeek – en het mondaine Union – Marollen – groeide naar ongekende hoogten en verdeelde de stad in twee. Het humoristische toneelstuk Bossemans en Coppenolle lokte volle zalen. Het verhaalde met typisch Brusselse zwans de strijd tussen de twee supportersclans.
Dat uitte zich in het typische spektakel van ‘de begrafenisstoet’. De roodzwarte Daringfans staken de draak met Union door ‘doodsbrieven’ in alle bussen van Sint-Gillis te stoppen. Ze trokken met een doodskist en een fanfare die treurmarsen speelde door de Brusselse straten. Maar…c’est l’ Union qui sourit. De elfde landstitel was een feit.