111 Legendarische Voetbalhelden sinds 1920. Wie zijn ze, die honderd voetballers, tien keepers en dat uitzonderlijke fenomeen? Maak mee deze wandeling door het voetballandschap van de voorbije eeuw. In aflevering zestien volgen we Eusébio, de ongrijpbare spits van Benfica Lissabon. Hij dolde op 2 mei 1962 in een spectaculaire Rotterdamse finale met het Real Madrid van Di Stefano.
EUSÉBIO, DE LUST VAN HET VIRTUOZE SCOREN IN LISSABON
Benfica Lissabon – Real Madrid 5-3, finale Europa Cup der Landskampioenen, 2 mei 1962
Eusébio da Silva Ferreira. Kortweg Eusébio. Amsterdam, 2 mei 1962. Tranen van vreugde, in trance. De Europacupfinale voor Landskampioenen tussen Sport Lisboa Benfica en Real Madrid in het Olympisch Stadion kende een spectaculaire tussenstand van 3-3.
Afrikaanse kroonprins dwingt Argentijnse keizer tot troonsafstand
In de 65 ste flitste Eusébio het strafschopgebied binnen. Alleen een overtreding kon hem blokkeren. De Nederlandse scheidsrechter Leo Horn aarzelde niet: penalty! Hij scoorde en schitterde. Tien minuten later herhaalde hij dat met een virtuoze vrije trap. Een citaat uit zijn levensverhaal: ‘Santamaria sloeg de bal weg net voor het strafschopgebied. Vrije schop. Coluna plaatste de bal met een zacht tikje in mijn richting. Ik gaf een geweldige kanjer en voor de vijfde maal was de keeper gepasseerd.’ Benfica loste de prooi niet: 5-3. Met ontbloot bovenlijf rende Eusébio een rituele ronde langs de tribunes. Een ‘zwarte’, vroeg volwassen jongen uit de achterbuurten van Lourenço Marques, destijds de naam van de hoofdstad Maputo van het arme Mozambique, ontmantelde de rijke Koninklijke van Alfredo di Stefano en Ferenc Puskas in een wedstrijd die de graad van onaantastbaarheid bereikte. De Afrikaanse kroonprins wierp de heerschappij van Real Madrid zonder schroom omver en dwong met zijn briljante invallen Di Stefano tot een troonsafstand.
Spektakelrijk aanvalsspel volgens de filosofie van Bela Guttmann
Het Benfica van coach Bela Guttmann smeedde een spektakelrijk aanvalsspel, gemodelleerd naar de 4-2-4 van de Braziliaanse wereldkampioen van 1958 met Garrincha, Didi en Pelé. Eusébio keek op naar Pelé en groeide op zijn twintigste uit tot zijn Afrikaanse tegenhanger. De pers schreef in lyrische bewoordingen over hem: ‘dat het voetbal al zijn geheimen aan de jonge Eusébio prijs heeft gegeven.’
Bela Guttmann juichte. Eusébio was immers zijn speler geweest. Hij trok in de lente van 1961 halsoverkop naar Mozambique om hem voor de neus van rivaal Sporting Lissabon weg te kapen. Eén jaar later rende de door hem opgeleide spits met de ‘Beker met de Grote Oren’ rond het veld. Eusébio hekelde op zijn manier het koloniale verleden: de Afrikaanse voetbalkoning van Europa was opgestaan.
De lust van het scoren, van het schone spel, voor het oog
Lust was zijn codewoord. De lust van het schone spel, de lust van het scoren, de lust voor het oog. Eusébio dribbelde en kogelde met uiterste precisie vanuit een onmogelijke positie op doel en zag in een flits de beweging zonder bal. Hij droeg zijn missies met geestdrift uit: voetballen tot lering en vermaak van de Benfiquistas.
Hij speelde zijn eerste partijtjes in de stoffige straatjes van de havenstad waar hij werd geboren. In het boek ‘Britain versus Europe’ (1967) beschrijft Roger McDonald hoe het kind Eusébio al op vijfjarige leeftijd voor het gezin moest helpen zorgen omdat zijn vader op jonge leeftijd overleden was. Op zijn elfde vond hij zijn eerste club. In het straatploegje Os Brasileiras ontwikkelde hij de blotevoetentraptechniek en imiteerden hij en zijn vriendjes Didi, Garrincha en Pelé. Oefening baarde kunst, hij schaafde zichzelf de onmogelijkste schijnbewegingen bij met een tennisbal en hield dat de hele dag vol. Hij noemde zichzelf: ‘half Afrikaan, half Braziliaan, half Europeaan’. De keuze voor Benfica beklaagde hij zich nooit, maar hij bleef wel houden van zijn geboortestad en de heimwee naar de relatief onbezorgde tijd van de jaren vijftig speelde voortdurend door zijn hoofd. In zijn biografie – verschenen in 1966 – beschreef hij met liefde zijn van leven bruisende wijk Xipamanini, waar ze leerden voetballen op veldjes van riet en kiezelstenen. Hij ontdekte er op zijn vijftiende de liefde. Hij had zijn atletische vermogen vergaard door adembenemende duikvluchten in de oceaan naar…glinsterende oogparels. Zijn schatkamer vol schijnbewegingen bracht hem rond 1960 naar Benfica.
Transfer leek thrilleravontuur
Dat verliep zoals in een thrilleravontuur. In de lente van 1960 stond ineens een wildvreemde, gesticulerende en grappig ogende oude man voor hem. Die trachtte hem op een leuke manier te overtuigen om Benfica boven Sporting te verkiezen. Het leek een ‘onmogelijke opdracht’ want Eusébio voetbalde in de groenwitte kleuren van het filiaal van aartsrivaal Sporting. Guttmann drong echter aan en liet Benfica het door moeder Eusébio geëiste bedrag betalen, dat drie keer hoger lag dan wat Sporting wenste te investeren. De coach liet de voetballer onder een valse naam naar Lissabon vliegen en verstopte hem enkele maanden in de Algarve, uit vrees voor een ‘ontvoering door Sporting’. Hierdoor miste hij wel de door Benfica met 3-2 gewonnen finale van de Europacup der Landskampioen tegen FC Barcelona in 1961.
Bela Guttmann was op weg naar zijn grootste prestatie. Met een verleden in Wenen en Boedapest had hij bindingen met het Oostenrijkse Wunderteam van Matthias Sindelar – als speler – en met de Magische Hongaren van Ferenc Puskas, als coach. Hij gooide zich voluit op de Braziliaans-Hongaarse boogiewoogiebewegingen van 1958 en 1954. Hij wees de weg naar de kaatsende spits – zodat beweeglijke opkomende middenvelders konden scoren – en de opbouwende keeper als eerste aanvaller. De buitenspelers mochten van vleugel veranderen en hij verkoos atletische, maar verfijnde verdedigers. Guttmann leerde Benfica alle opties: dribbels, korte balwisseling, dieptepass, zuiverheid in de afwerking.
Eusébio evolueerde onder Guttmann tot wereldspits
Dat proces leidde de jonge Eusébio in goede banen. Hij zag hoe zijn coach de voorbode van het totaalvoetbal smeedde, met liefst vijf aanvallers. Zijn team oefende onmiddellijk zware druk uit en voerde de pressie op via vloeiend voetbal. Met het ‘godenkind’ Eusébio als eindpunt, hij evolueerde onder zijn vleugels tot een spits van wereldformaat.
Eusébio getuigde later: ‘De heer Guttmann was de enige die vertrouwen in mij had. Vooral bij de training besteedde hij veel aandacht aan mij. Wanneer de anderen al van het veld waren, deden wij nog een hele tijd verder. Mijn hele carrière dank ik aan hem. De pers vond mij een miskoop, net als enkele medespelers. Maar gelukkig liep er bij Benfica een sterke persoon rond, die vol vertrouwen bleef. Zonder hem zouden bestuursleden mij naar huis hebben gestuurd.’ Het was dus kantje boord geweest. Guttmann spaarde hem voor de grote momenten. In de achtste finale van de Europa Cup verloor Benfica bij FC Nürnberg met 3-1, zonder hem. In de terugwedstrijd keek het publiek ademloos toe naar de Europese doorbraak van de Afrikaanse midvoor: twee goals, een voet in alle andere treffers: 6-0.
Hij dwong respect af in moeilijke omstandigheden. Portugal kreunde onder de conservatieve dictatuur van Salazar. De prominente aanwezigheid van Eusébio en zijn ploeggenoten Coluna en Santana – afkomstig uit de kolonies Mozambique en Angola – en tevens hun enorme populariteit bij het publiek sneed in Salazars scherpste dogma: de fascistische denkbeelden legden bij wet de minderwaardigheid van de Afrikaan vast. Het spel van Benfica en Eusébio klutste deze ideeën door elkaar.
Bespioneerd door geheime dienst van dictator Salazar
Drie decennia na zijn afscheid van het voetbal lichtte hij in het boek ‘Football in Africa’ van de Engelse sportsocioloog Gary Armstrong voor de eerste keer toe dat ‘spelers met Afrikaanse roots door de geheime diensten werden bespioneerd.’ Tegelijk toonde hij zich trots over het feit dat hij zich een rolmodel voelde: ‘Het was goed dan een Afrikaan aanvoerder was van Benfica of van Portugal op de Wereldbeker van 1966. Ik representeerde tegelijk Afrika en Portugal. En ik werd topschutter van het WK 1966 en ontving de Gouden Bal als beste voetballer van Europa in 1965.’
Jazz en voetbalpassie in Estadio da Luz
Die uitverkiezing dankte hij aan zijn derde finale in vier seizoenen, maar vooral aan zijn optreden in de kwartfinale tegen Real Madrid: 5-1 in het Estadio da Luz. Hij vond rust in de jazzmuziek als antwoord op zijn opwindende voetbalpassie. Het Europese publiek eerde en begeerde hem. Hij bekoorde vooral in het Estadio da Luz, de ‘donkere’ man voetbalde zich thuis in het ‘stadion van het licht’.
Scoren in trance, hij bracht sensualiteit in de seksloze samenleving van de dictator. De rusteloze Eusébio verdreef de lusteloosheid van Lissabon met zijn Afrikaanse ambiance, ritmiek en spiritualiteit. Hij bracht verlichting in de sombere sermoenen van Salazar met tien titels, vijf bekers en bijna vijfhonderd doelpunten in evenveel wedstrijden. Eusébio da Silva Ferreira. Kortweg Eusébio.
Het palmares van Eusébio