Franky Van der Elst wordt vrijdag zestig. Hij is één van de drie Belgen die vier WK’s meemaakte. Marc Wilmots kwam in 1990 niet in actie, zodat Franky samen met Enzo Scifo de enige is die op vier Wereldbekers speelde. Hij won twee Gouden Schoenen en miste op een haar na een derde schoen. Kortom, een man die over enkele decennia een plaats verdient in het pantheon van de Belgische voetbalhelden.
-Zestig worden. Franky, wat doet dat met een mens?
‘Niet zo veel. Het is maar een getal, maar ik schrik af en toe wel eens. Zestig al. Zo rap. Af en toe voel je ook al eens dat je zestig wordt. Je recupereert al eens minder snel.’
-Als je terugblikt op je carrière, heb je het gevoel dat je iets gemist hebt?
‘Niet veel, denk ik. Ik heb met Club Brugge twee keer een halve finale van de Europacup gespeeld. Ik had geen neen gezegd tegen een finale. Als we tegen Espanyol en Werder Bremen kansloos waren geweest, zou ik het helemaal niet erg gevonden hebben. Maar we hadden het twee keer kunnen halen. En wie weet, Werder Bremen won in 1992 de finale tegen Monaco.’
-Heb je ergens spijt van?
‘Neen. Als je je carrière overschouwt, zitten er altijd wel mindere momenten tussen, zaken die anders hadden kunnen lopen, die nog mooier hadden gekund. Er zijn altijd momenten dat het misloopt. Maar dat zorgt voor een evenwicht met de successen. Het geeft ook aan dat alles op maat is, dat alles in evenwicht en in verhouding tot mijn kwaliteiten is.’
-Geen spijt dat je nooit naar het buitenland bent getrokken?
‘Er zijn jongens van mijn generatie die dat gedaan hebben, maar het was in die tijd niet evident. Het Bosmanarrest heeft wat dat betreft veel veranderd, maar Bosman is voor mij te laat gekomen. Ik was toen al 34.’
-Ik had je met wat huiswerk opgezadeld: wat waren de matchen van je leven?
‘Met Club Brugge, de Europese bekermatch tegen Borussia Dortmund. Ja, dat moet de meest memorabele belevenis zijn. Voor het team en voor mezelf. Ginds hadden we 3-0 verloren en het was onwaarschijnlijk dat we dat nog rechttrokken. Het was een geweldige match van de ploeg en van mezelf. Ik maakte ook nog een goal. En er waren de omstandigheden: een keihard veld en een uitverkocht stadion, dertigduizend man. Ja, voor de wat oudere Club-fans is dit dé referentiematch, dé match van het tijdperk-Houwaart.’
-En met de Rode Duivels?
‘De zege op het WK 1990 tegen Uruguay. 3-1, tegen een goede tegenstander. We speelden lange tijd met tien na de uitsluiting van Eric Gerets. Leo Clijsters speelde verrassend op rechts en maakte het eerste doelpunt. De Caje was ook geweldig sterk en maakte op de koop toe een mooie goal. En ikzelf speelde ook sterk. Ik mag zelfs zeggen dat ik heel dat toernooi goed op dreef was.’
-Met Enzo Scifo ben je de enige Rode Duivel die op vier WK’s speelde.
‘Ik had nooit gedacht dat ik nog naar Frankrijk zou gaan. Ik was in 1994 gestopt na de 1-4 nederlaag tegen Spanje. Toen was ik al bijna 34, een paar jaar later werd Georges Leekens bondscoach en hij vroeg me om terug te keren. Ik heb lang getwijfeld, maar finaal toegezegd. Ik had er niet op gerekend dat we het WK nog zouden halen, maar we speelden toen enkele straffe matchen. In Turkije met de Mpenza’s en Luis Oliveira en die mannen van Lierse: Nico Van Kerckhoven, Eric Van Meir en Bart De Roover en in de dubbele testmatch tegen Ierland met Luc Nilis, die zich plots in zin zijn sas voelde bij de nationale ploeg.
Het toernooi in Frankrijk was minder, met drie gelijke spelen en een uitschakeling na de eerste ronde. Maar het was toch mooi dat ik daar nog kon spelen.’
INTERESSANT
-Over naar het heden of laat ons nog een bruggetje maken. Vergelijk eens jouw Club Brugge met het huidige Club?
‘Ik denk dat dit evenwaardige teams zijn. In de periode met Henk Houwaart zijn wij ook kampioen geworden. En we hebben ons ook Europees getoond met twee halve finales, maar er zaten ook ontgoochelingen zoals Monaco bij. Club telde in mijn tijd ook veel goede spelers: Jan Ceulemans, Marc Degryse, Jean-Pierre Papin, Gert Verheyen, Mario Stanic, Daniel Amokachi, Lorenzo Staelens. Nee, wij konden de vergelijking doorstaan.’
-Je bent bescheiden, Franky.
‘Het voetbal is veranderd. De ruimte is het grote verschil. Wij speelden in grotere ruimtes. Het speelveld is nu kleiner. Voetballers zijn ook fysiek beter gevormd. Ze zijn atletischer. Wat niet betekent dat er beter wordt gevoetbald. Het gaat veel sneller, maar ze hollen zich wel eens voorbij. Het streven naar een hogere intensiteit gaat wel eens ten koste van de rust en het overzicht.’
-Wat verwacht je van de play-offs?
‘Dat het spannend wordt voor de tweede plaats. Als het nog verkeerd loopt voor Club verdienen alle spelers een pak slag; Maar dat kan niet. Toen de play-offs nog tien matchen telden, volstond een voorsprong van zes punten bijna altijd. Slechts één keer is er iets spectaculairs gebeurd, ik dacht met het Anderlecht van Besnik Hasi. Standard heeft ook eens een geweldige remonte gemaakt, maar eindigde toch slechts tweede. Nee, acht punten moet een beslissende kloof zijn.
Voor de tweede plaats wordt het echter interessant. Het is alleen jammer dat de bekerfinale al gespeeld is, zodat alle ploegen van de Champions Play-off weten dat ze Europees spelen. Club en vooral Anderlecht haalden veruit de meeste punten tegen de andere teams van PO 1 in de reguliere competitie. Ik denk Anderlecht vijftien, Club twaalf, Antwerp zes en Genk slechts drie. Ik verwacht dat dit naar elkaar zal toegroeien.’
-Nadien krijgen we nog Euro 2020 als toetje.
‘Ik ben erg benieuwd wat het wordt met de Rode Duivels. Onze vedetten zullen klaar moeten zijn. Kevin De Bruyne en Romelu Lukaku zullen top moeten zijn. Eden Hazard is ook terug. Hij viel me vorige zondag niet tegen bij zijn invalbeurt met Real Madrid tegen Betis, maar hij zal nog moeten werken. Ze zullen immers allemaal top moeten zijn. Achteraan worden wij immers oud. Of toch ouder. Toby Alderweireld speelde zondag op Wembley wel goed tegen Manchester City, maar wel in een ploeg die constant voor de eigen zestien bleef liggen.
Ja, ik ben echt benieuwd. Ik ga zeker niet euforisch doen over de kansen. Ik ben nooit een optimist geweest, maar ook geen pessimist. België is voor mij echter niet de grote favoriet.’