Op 3 januari 2021 overleed Gerry Marsden op 78 -jarige leeftijd. Als Gerry and the Pacemakers ontwierp hij in de vroege jaren zestig mee de ‘Merseysound’, die van Liverpool het epicentrum van de nieuwe popcultuur maakte. Tegelijk werd zijn versie van You’ll Never Walk Alone een universele voetbalhymne, een balsemende ballade van vreugde en verdriet. Een verhaal over de achtergrond van YNWA. De volgende dagen brengen we de invloed van Garry Marsden op de muzikaliteit van Anfield en FC Liverpool in beeld. Intussen roepen we iedereen op met zijn allen You’ll Never Walk Alone te zingen of te draaien, alle mogelijke versies op Twitter en Facebook te gooien.
YNWA als hart onder de riem tegen het coronavirus op 20 maart 2020
De ware betekenis van het lied kregen we te horen op 20 maart 2020. Toen speelden radiostations in heel Europa ‘You’ll Never Walk Alone’ van Gerry and the Pacemakers om iedereen die met het nieuwe coronavirus geconfronteerd wordt een hart onder de riem te steken.
Deze song groeide uit van een musicallied over een popsong en een voetbalhymne tot een universele ballade die troost en hoop biedt. De wortels van nummer liggen in Boedapest, New York en Liverpool.
Tegenstrijdige emoties over de moed der wanhoop
You’ll Never Walk Alone herbergt tegenstrijdige emoties. Er bestaan talloze covers, van opera tot punk. Het is een lied van manisch-depressieve passie: toevlucht, affectie, verlangen, opwinding, moed en wanhoop. Van de moed der wanhoop. Fragmenten uit de tekst wijzen op de saamhorigheid in moeilijke tijden: When you walk through a storm, hold your head up high and don’t be afraid of the dark…At the end of a storm, there’s a golden sky….Walk on, walk on, with hope in your heart…And you’ll never walk alone.
Tussen Boedapestse koffiehuizen en Broadway New York
Een jaar of vijf geleden ontving ik van een bevriende Duitse uitgever een merkwaardig geschrift: ‘You’ll Never Walk Alone. Die Hymne des Fußballs. Eine Kulturgeschichte.’ Een cultuurgeschiedenis van dé voetbalhymne, zowaar.
Auteur Malte Oberschelp bracht de steden New York en Liverpool in verband met elkaar. En de muzikale ‘celtic pop culture’ met de ‘joods-melancholische melodie’. De échte wortels, tot dan toe onbekend, bevonden zich volgens hem echter in Boedapest. In het melodramatische theaterverhaal ‘Liliom’ van Ferenc Molnar, een vrijzinnige bohémien met een joodse achtergrond. Die zich voortdurend in de culturele koffiehuizen van de Donaustad bevond, waar elke dag heftig het leven van commentaar werd voorzien.
De verhaallijn loopt als volg: Liliom is een zogenaamde ‘draaimolenbabbelaar’, een man die met zijn aanstekelijke humor mensen overtuigde om in de kermisattractie te stappen. Hij verleidde op die manier de jonge dienstmeid Julie. Tijdens haar zwangerschap trachtte Liliom een roofoverval uit te voeren om met dat geld zijn kind op te voeden. Het snode plan mislukte en hij pleegde zelfmoord. Vanuit het ‘vagevuur’ keek hij toe hij zich dochter opgroeide en om haar zestiende verjaardag te vieren, kreeg zijn ‘geest’ een dag de toestemming om in haar gezelschap te vertoeven en zij voelde zijn deugddoende aanwezigheid.
De opvoering kreeg een succesvolle verfilming en zowel Giacomo Puccini, Kurt Weil als George Gershwin popelden om er een operaversie van te maken. Molnar weigerde.
Malte Oberschelp bestudeerde het leven van de schrijver en kwam tot de vaststelling dat hij tijdens het Interbellum een internationale beroemdheid was geworden: ‘Omdat hij in zijn werk de burgerlijke en adellijke conventies bespotte. Zijn komedies werden opgevoerd in Boedapest, Wenen, Berlijn, Parijs en New York. In 1940 vluchtte Molnar voor de antisemitische vervolgingen van het Hongaarse staatshoofd Horthy. Hij belandde in New York waar Liliom op dat moment populariteit genoot dankzij een radioluisterspel waarin Orson Welles de stem van het hoofdpersonage vertolkte.’
In New York richtte Molnar zich tot Broadway. De op dat moment populairste musicalcomponist Richard Rodgers en zijn tekstschrijver Oscar Hammerstein II overtuigden hem om hen de rechten te verkopen. Zij verplaatsten het verhaal naar de Verenigde Staten en veranderden het in een story met een happy end.
‘Liliom’ transformeert in ‘Billy Bigelow’. Die beneemt zichzelf niet van het leven maar sterft ‘ongelukkig’ op zijn eigen mes bij de schermutseling tijdens de overval. Dan doet het lied You’ll Never Walk Alone voor het eerst zijn intrede. Voor de tweede keer als slotakkoord waar de ‘geest’ van de vader bij de diploma-uitreiking van zijn dochter terug op aarde keerde en haar toesprak met ‘believe’.
Van dan af werd het lied een Amerikaanse hit. Frank Sinatra coverde het in 1946 en vervolgens namen Elvis Presley, Roy Hamilton, Johnny Cash, Doris Day, Aretha Franklin, Ray Charles, Shirley Bassey, Mahalia Jackson, Nina Simone Jackie Wilson, Roy Orbison en Barbara Streisand eigen versies op. Topmuzikanten uit alle genres adopteerden het nummer. Tot de operazangeressen Kiri te Kanama en Renée Fleming aan toe.
‘Liverpool is a reason why music happens’
Wie al eens door Liverpool kuiert, wordt als vanzelf aangezogen door de muzikale Matthew Street. De beroemdste straat van Liverpool – met de poppub The Cavern als centrale ontmoetingsplaats – is één bruine kroeg. Ik correspondeerde hierover met rockjournalist Paul du Noyer. Over zijn boek Liverpool, wondrous place: music from Cavern to Cream: ‘The Beatles openden vanuit de Merseyside de doos van de verbeelding voor de Engelse jeugd in de jaren zestig. Ze gaven de ruige rock-‘n-roll een melodieuze lijn, die terugkeert op de oude celticfolktraditie van de stad. Liverpool kreeg een gezicht door migranten uit alle delen van de wereld en als eerste veelkleurige stad van Europa: Indiërs, Chinezen, Afrikanen, zwarte Amerikanen, joden uit Centraal-Europa. De overgrote meerderheid sprak echter met onmiskenbaar Iers accent.
In 1840 kwam door de hongerjaren – Famine Years – een volledig kwart van de Ierse bevolking naar Liverpool. Die Ieren hebben Liverpool genetisch en cultureel gekneed. Hun invloed vertaalde zich zowel in de politiek als in de muziek. De havenbuurten zagen zich geconfronteerd met overbevolking en armoede. De Ierse migranten bouwden mee en stemden op de sociaaldemocratische Labour Party. Hun belangrijkste bijdrage lag echter in de muziek. De Celts confronteerden de Engelsen met hun sterke traditie tegen onrechtvaardigheid en hun melodieuze folkmuziek. Die Celtic Music vermengde zich via de scheepslijn Liverpool – New York met de Amerikaanse blues, soul, en country. Hieruit ontstond de Merseysound. Naast The Beatles was de band Gerry & The Pacemakers de belangrijkste vertegenwoordiger van deze stroming.’
Gerry Marsden herschiep YNWA met Buddy Hollyritmiek
In zijn biografie I’ll Never Walk Alone onthulde Gerry Marsden (1941) hoe… een hevige regenvlaag zijn muzikale smaak veranderde. Op zijn zestiende zong hij in skifflegroepje en bezocht hij in de bioscoop een film van Laurel & Hardy. Omdat het pijpenstelen regende, kocht hij noodgedwongen een ticketje voor…Carousel. Voor een rebelse tiener droop er een te hoog gehalte kitsch van het witte doek. Toen hij besloot op te stappen, hoorde hij de eerste tonen van wat hij zelf omschreef als ‘een klassieker’: tekst, melodie, schoonheid. De song zette zich vast in zijn hoofd. Vijf jaar later ontmoette hij met zijn nieuwe groep Brian Epstein, de manager van The Beatles. Die nam van dan af ‘Gerry and the Pacemakers’ onder zijn hoede.
Hij leidde hen naar twee vrolijke beatsongs én nummer één-hits: ‘I like it ‘ en ‘How do you do it?’ En ineens stond hij daar met een melancholische ballade op de bühne. Hij veranderde de song door er een Buddy Holly-element in te brengen: ritmischer en compacter. Geschikt voor de hitparade…én het stadion. De single verscheen op 10 oktober 1963 en op 2 november steeg hij met stip tot…de eerste plaats. Marsden supporterde voor FC Liverpool en schonk in de zomer van 1963 aan coach Bill Shankly de demo van zijn nieuwe plaat. Die draaide de cassette in de spelersbus en trok de vergelijking met een psalm. Hij riep You’ll Never Walk Alone van dan af uit tot het lied van Liverpool Football Club. De fans zongen het massaal, vanuit de traditie van de Kop, de legendarische staantribune van stadion Anfield.
Van The Cavern naar The Kop
Sociologe Cathy Long onderzocht de relatie tussen muziek en voetbal in Liverpool. Ze besprak met mij haar conclusies tijdens een bezoek aan The Cavern: ‘Voetbal en rock-‘n-roll waren in de jaren zestig de enige ontsnappingsroutes uit de getto’s voor arme jongeren. De weg naar faam en fortuin. Voor wie naast de spotlights van het stadion en de rocktempels greep, was de Kop the place to be. Daar kon men zijn verloren dromen en onverwerkte frustraties ongeremd de vrije loop laten. In tegenstelling tot het traditionele Engelse community singing kleurde de Kop zijn repertoire met de popsongs van de hitlijsten.
En die kregen een voetbalkleedje aangemeten. De inspiratie van de Kop lag bij de popscene van Liverpool. De jonge fans bedachten spontaan nieuwe teksten op hits van The Beatles of Gerry and the Pacemakers. Ongeveer elke zeventienjarige was toen lid van een muziekband. Op zaterdag zongen ze hun songs op Anfield Road. De Kop was de focus van de nieuwe jeugdcultuur, werd een popgroep op zichzelf, was een Cavern in het groot. Het was een plaats waar men kon pretenderen dat hij een popidool voor één nacht was. Daarom kon You’ll Never Walk Alone in Liverpool evolueren van popsong tot voetbalhymne.’
En van daaruit verplaatste de oorspronkelijke musicalklassieker zich naar Europese voetbalstadions en vervolgens naar de algemene levenssfeer. Vandaag is You’ll Never Walk Alone een universele ballade van vreugde en verdriet geworden. Bedankt Gerry Marsden, Rest in Peace.