Deze maand is het exact vijftig jaar geleden dat ik mijn eerste sportperskaart heb gekregen. Terwijl ik me voorgenomen had onder geen beding sportjournalist te worden. Spijt heb ik nooit van mijn keuze gehad. Van je hobby je beroep maken, wat kan je meer wensen?
Ik behoorde samen met Marcel Wilmet, die later hoofdredacteur van Het Laatste Nieuws werd, tot de allereerste lichting pers- en communicatiewetenschappen van de VUB. Ik speelde voetbal en was in alle sporten geïnteresseerd, maar sportjournalist ging ik niet worden. Ik ging niet vier jaar naar de unief om sportjournalist te worden.
Ik had begin jaren ’70 van de vorige eeuw geen al te hoge pet op van de sportjournalistiek uit die tijd. Vaak waren het ex-sporters die een beetje konden schrijven en hun sport beschermen als hun eerste opdracht zagen. Uitzonderingen waren Jan Wauters, Ivan Sonck, Joris Jacobs en slechts een handvol van hun collega’s.
Het toeval bepaalt echter in ruime mate je levensloop. Ik besloot na de licentie pers- en communicatie nog het graduaat vrijetijdsagogiek te volgen. De CVP, toen de partij die altijd in de regering zat, had in zijn verkiezingsbelofte de ‘eenmalige broederdienst’ in het leger aangekondigd. Mijn jongere broer was al soldaat geweest en ik hoopte eraan te ontsnappen.
Het bleek helaas niet meer dan een verkiezingsbelofte.
Begin 1975 belandde ik op de persdienst van de luchtmacht. VS1/IRP, Place Dailly, Brussel. Mijn baas was kolonel Herman Candries, die later nog voorzitter van KV Mechelen werd. Een van mijn opdrachten was journalisten afwimpelen die vragen wilden stellen over de aankoop van de eeuw: de F-16.
Mark Vanlombeek zat er ook en was aan zijn laatste weken toe. Op een avond als de echte militairen al naar huis waren, vertelde hij mij over zijn werk op de sportredactie van de radio. Ik zei hem dat ik al eens van plan geweest was om Jan Wauters te bellen met de vraag of hij nog iemand zocht om radioverslagjes te maken.
Ik zou nooit gedurfd hebben om Jan W te bellen, maar een week later had Mark nieuws voor mij. Ivan Sonck had op de tv-redactie toestemming gekregen van chef-sport Wim De Gruyter om op zoek te gaan naar wat jongere medewerkers. Er werd een proef georganiseerd en Mark had mij ingeschreven.
Ik zou het nooit zelf gedurfd hebben, maar ik wilde zeker niet bekennen dat ik niet wilde meedoen. Samen met een zekere Carl Huybrechts kreeg ik de kans om reportages te gaan maken. De eerste keer mocht ik mee op pad met Ivo Goris. Nadien monteren bij studio Reusens, in een zijstraat van de Reyerslaan, en dan naar de studio voor Sportweekend.
Achteraf vroeg producer Herman Pauwels me of ik er de week nadien alleen op uit durfde gaan. Neen, maar ik zei uiteraard ja. 41 verschillende sporten heb ik gecoverd voor Sportweekend en Sporttribune, met motorbal – ergens diep in Wallonië – als grootste rariteit.
Na een van mijn eerste opdrachten werd ik echter op het matje geroepen bij chef-sport Wim De Gruyter. ‘Ik heb geen tweede Ivan Sonck nodig’, was de boodschap. Het was iets over het Bloso, dat toen geleid werd door ex-zwemster Carla Galle. Een partijgenote van De Gruyter en daar had ik geweigerd rekening mee te houden.
Herman Pauwels en redactiesecretaris Daniël Mortier bezorgden m gelukkige voldoende opdrachten zodat ik als freelancer voldoende kon verdienen. Met De Gruyter zou het echter nooit goedkomen en toen Georges Kums, de bureauman tijdens het weekeinde, me vertelde van een examen bij Het Nieuwsblad moest ik niet lang nadenken.
Kicker
Eind 1977 begon ik op de krant. Het was even aanpassen. Van de glitter van televisie naar de krochten van de Jacqmainlaan. Mijn taakinvulling was ook niet al te glorieus. Samen met Leo Arickx, de man die de redactie organiseerde, moest ik instaan voor de medewerkers en de editie West-Vlaanderen. Ik ben geboren in Brabant, heb mijn jeugd in Oost-Vlaanderen doorgebracht en woonde al meer dan tien jaar in Antwerpen, maar boog me plots drie dagen per week over stukjes uit dorpjes waar de h een g is.
Wat verslaggeving betrof behoorde ik tot de wielerredactie. Ik was de vijfde man (vijfde wiel in autotaal) en moest me vooral bezighouden met de Ster der Amateurs, een reeks liefhebberskoersen die door de krant georganiseerd werden. Ik herinner me een koers in Heule, waar de omroeper niet was komen opdagen. Aangezien ik van Het Nieuwsblad was, kreeg een microfoon in de handen geduwd en heb samen met Gerrit Luts, onze plaatselijke man, urenlang in de regen staan lullen over alles en vooral niets.
Een keer mocht ik mee naar een grote koers: de Waalse Pijl. Fotograaf Fons Mariën zat achter het stuur. Chef-wielrennen Harry Van den Bremt was er uiteraard bij, net als Mark Dheedene. En heel uitzonderlijk: de grote baas, Joris Jacobs. We vertrokken al vroeg naar de vertrekplaats en van daar ging het tot mijn verbazing naar een café niet ver van de aankomst.
Harry wist dat daar een kicker stond en dat Joris dat leuk vond. Toen bleek dat ik al vaker op de sjotterkast had gespeeld, koppelde lepe Harry me aan Joris. ‘Een chef die wint, is een gelukkige chef’, knipoogde Harry.
Vele uren later was er even paniek. De coureurs hadden rapper gereden dan verwacht en we moesten holderdebolder naar de aankomst. Harry verdeelde de taken. Ik moest de nummer drie interviewen. Geen idee meer wie het was. Wel dat Harry me in de perszaal meldde dat hij 60 regels verwachtte. ‘Maar hij heeft niets verteld dat de moeite was’, sputterde ik tegen. ‘Heeft hij gezucht?’, vroeg Mark. ‘Dan heb je 60 regels?’
Naast het wielrennen had ik ook het zwemmen in mijn ‘portefeuille’. Daar was ik heel blij mee. In 1978 zou in Berlijn het eerste WK georganiseerd worden en Joris kon niet anders dan mij daar naartoe sturen, ook al vond hij het weggegooid geld. Mijn allereerste buitenlandse opdracht was een grote internationale meeting in Amersfoort. Rik Lamoral was er ook. De meeting begon vrijdagavond en duurde tot zondagavond. ‘Zaterdag kunnen we hier niks komen doen en als er iets gebeurt horen we dat wel van radiocollega Gil Van den Broeck’, zei Rik. Websites bestonden immers nog niet. ‘Ze spelen hier een film die ik wil zien’, zei hij. ‘Deep Throat’. De klokkenluider van Bob Woodward en Carl Bernstein. Dat sprak me wel aan. Het bleek om een vrouw te gaan met de clitoris in de keel. Zucht.
Voedselvergiftiging
Als journalist heb je vaak het geluk nodig van een assistent-coach die plots zijn kans krijgt bij het eerste elftal. In mei 1978 kondigde Ronny Ceuleers zijn transfer naar Gazet van Antwerpen aan. Ik verhuisde plots naar de voetbalredactie en moest al meteen naar Polen. Voor het EK junioren, waar België zijn Europese titel verdedigde.
Julien Labeau, mijn eerste voetbaltrainer bij de miniemen van Racing Gent, was nationaal jeugdtrainer en assistent-bondscoach. Ik maakte in Nowy Sacz kennis met bondscoach Guy Thys. De jonge Duivels speelden slechts één wedstrijd op het EK, want meer dan de helft van de spelers had op het vliegtuig een voedselvergiftiging opgelopen. De ploeg keerde vervroegd naar huis en dat werd zowaar voorpaginanieuws. Mijn eerste keer op de een.
In augustus 1978 kwam ik Ivan Sonck weer tegen in Berlijn. Rik Lamoral was er uiteraard ook. Ik wachtte urenlang in de lobby van het hotel van de Amerikaanse ploeg en kreeg finaal een interview met de coach van Tracey Caulkins, de grote vedette van het WK. Een dag later kreeg ik een telefoontje van Joris omdat we Het Laatste Nieuws hadden afgetroefd. Berlijn was plots een terechte uitgavepost.
Hartproblemen
Na het WK zwemmen begon mijn eerste voetbalcompetitie voor de krant. Als vijfde man in de pikorde en dat betekende dat ik de Limburgse ploegen moest volgen. Dat waren Waterschei, Winterslag en Beringen in mijn eerste seizoen. Bij de verdeling van de Europese opdrachten kreeg ik de club toegewezen die de anderen genegeerd hadden: SK Beveren.
Mijn eerste Europese trip was naar Ballymena in Noord-Ierland, in volle ‘troubles’. SK Beveren bereikte echter de halve finale van Europacup 88. Ik mocht naar Camp Nou voor de heenmatch tegen het Barcelona van Johan Neeskens en Hans Krankl, terwijl de oudere en meer ervaren collega’s op de redactie zaten. Omdat ik Beveren dankzij de Europese trips goed had leren kennen, kreeg ik ook de opdracht om hen in de nationale competitie te volgen. SK Beveren werd dat seizoen kampioen en ik mocht plots alle topmatchen verslaan.
Na dat seizoen viel chef-voetbal Mick Michels uit met hartproblemen en vertrok na een zware ingreep naar het pas opgerichte Sportmagazine. Ik begon mijn tweede seizoen als voetbaljournalist als chef-voetbal. In 1980 mocht ik naar het EK voetbal in Italië en als ‘zwemspecialist’ naar de Olympische Spelen in Moskou. Nooit spijt gehad van mijn overstap naar de krant. En nooit iets anders willen doen dan sportjournalistiek.